Het Vlaamse zorgkrediet

Het Vlaamse zorgkrediet komt in de plaats van de geschrapte loopbaanonderbreking “algemeen stelsel” en loopbaanonderbreking "eindeloopbaanstelsel", voor personeelsleden van de Vlaamse openbare sector. Het stelsel ging van start op 2 september 2016. Ten gevolge van de 6de staatshervorming is de Vlaamse overheid bevoegd geworden voor de ‘loopbaanonderbreking algemeen stelsel (zonder motief) en de ‘loopbaanonderbreking eindeloopbaanstelsel’. Deze 2 stelsels werden hervormd en omgedoopt tot ‘Vlaams zorgkrediet’. De Vlaamse aanmoedigingspremies werden geïntegreerd in dat nieuwe stelsel. De thematische verloven (ouderschapsverlof, medische bijstand en palliatief verlof) blijven federaal.

Essentie

Het recht op het onderbreken van de loopbaan in het kader van het Vlaamse zorgkrediet, is geregeld in de Herstelwet. Artikel 99, lid 7 van de Herstelwet houdende sociale bepalingen van 22 januari 1985 bepaalt immers dat zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden van o.a. de gemeenten en OCMW’s recht hebben op een onderbreking van de beroepsloopbaan. Het achtste lid van datzelfde artikel zorgt ervoor dat diezelfde personeelsleden eveneens recht hebben op een vermindering van hun voltijdse arbeidsprestaties met één vijfde of de helft.

Het BVR van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet regelt het recht op onderbrekingsuitkeringen voor deeltijdse of volledige loopbaanonderbreking voor het openbaar ambt, met het oog op een betere combinatie van het beroeps- en gezinsleven. Het is van toepassing op de diensten van de Vlaamse overheid, de lokale en provinciale besturen en het onderwijs.

Een absoluut recht voor iedereen?

Het zorgkrediet is geen absoluut recht voor iedereen, zie artikel 99 van de Herstelwet: het zevende lid en achtste lid van artikel 99 van de Herstelwet bepalen dat zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden van o.a. de gemeenten en de OCMW’s recht hebben op een onderbreking van de beroepsloopbaan, en een vermindering met één vijfde of de helft.

Niettemin bepaalt het negende lid van artikel 99 van die Herstelwet dat o.a. de volgende personen uitgesloten zijn van een volledige onderbreking of een onderbreking met één vijfde of de helft: “de provinciegriffier, de gemeentesecretaris en zijn adjunct, de secretaris van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, de financieel beheerder en de door de bevoegde overheid bepaalde leidinggevende functies”. In het kader van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur moet dit nu gelezen worden als algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur, de financieel directeur en de adjunct-financieeldirecteur.

Ook kan de bevoegde overheid op basis van het tiende lid van dat artikel 99 andere ambten uitsluiten van het zorgkrediet en dit omwille van de goede werking van de dienst.

Op basis van het elfde lid van hetzelfde artikel kan de bevoegde overheid er evenwel voor kiezen, in de gevallen waarin de goede werking van de dienst hierdoor niet wordt verstoord, om de titularissen van de leidinggevende functies en de ambten die uitgesloten werden omwille van dienstbelang, die erom verzoeken, toch toe te staan om hun arbeidsprestaties volledig of deeltijds met één vijfde of de helft te onderbreken.

Opgelet: bepaalde ambten kunnen dus bijkomend uitgesloten worden (cfr. 10de lid), maar geen categorieën van personeelsleden, zoals bijvoorbeeld personen die zich in de proeftijd bevinden, enz.

De onderbrekingsuitkeringen

Het BVR van 26 juli 2016 is o.a. van toepassing op de personeelsleden van provincies, de gemeenten, de openbare instellingen en de publiekrechtelijke agentschappen en verenigingen die ervan afhangen, evenals de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Het besluit kent een onderbrekingsuitkering toe aan personeelsleden die hun arbeidsprestaties onderbreken om:

  • te zorgen voor een kind van 12 jaar of jonger;
  • bijstand te verlenen aan een zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad;
  • palliatieve zorgen te verlenen;
  • zorg te dragen voor een kind met handicap;
  • een opleiding te volgen die voldoet aan een van de vereisten die in het besluit worden opgesomd.

Het personeelslid ontvangt een onderbrekingsuitkering voor de onderbreking van zijn arbeidsprestaties, met al dan niet opeenvolgende periodes, gedurende een van de volgende termijnen:

  • 18 maanden in geval van volledige onderbreking van de arbeidsprestaties;
  • 36 maanden bij onderbreking tot de helft van een normale voltijdse arbeidsregeling;
  • 90 maanden bij onderbreking van de voltijdse arbeidsprestaties met een vijfde.

Het personeelslid kan de onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet aanvragen voor een periode van minimaal drie en maximaal twaalf maanden, waarbij de aanvraag bestaat uit een geheel aantal maanden. Bij palliatieve zorgen kan men een aanvraag indienen voor 1 maand en maximaal 3 maanden. Een tweede uitzondering bestaat wanneer men geen recht meer heeft op 3 maanden zorgkrediet (wegens bijna uitgeput).

De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met:

  • een bijkomende activiteit als loontrekkende, behalve als die al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de onderbreking van de arbeidsprestaties;
  • een bijkomende activiteit als zelfstandige, behalve in geval van volledige onderbreking van de arbeidsprestaties als de zelfstandige activiteit al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de volledige onderbreking van de arbeidsprestaties;
  • een werkloosheidsuitkering, behalve als er bij gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties sprake is van tijdelijke werkloosheid;
  • een uitkering voor een volledige of gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties voor dezelfde periode bij dezelfde werkgever ter uitvoering van bepaalde in het besluit opgesomde artikelen;
  • een pensioen, met uitzondering van een overgangsuitkering en een overlevingspensioen gedurende een periode van maximaal twaalf al dan niet opeenvolgende kalendermaanden.

De onderbrekingsuitkering wordt maandelijkse uitbetaald door het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaamse Ministerie van Werk en Sociale Economie.

Alle info over het online aanvragen van de onderbrekingsuitkering vind je op: https://www.werk.be/online-diensten/vlaams-zorgkrediet/hoe-aanvragen/online

Opnemen in de rechtspositieregeling?

Het stelsel van het Vlaamse zorgkrediet moet sowieso toegepast worden, ongeacht of het al dan niet in de lokale rechtspositieregeling is ingeschreven.

Artikel 99, lid 7 en 8 van de Herstelwet verschaft zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden immers een recht op een onderbreking van de beroepsloopbaan, of een vermindering van de arbeidsprestaties.

De raad moet normaliter wel de algemene regels bepalen voor de aanvraagtermijnen, de aanvraagprocedure, de toekenning, de mogelijkheid tot opzegging, enz.

In die algemene regels kunnen eventueel ook bepalingen voorkomen om aanvragen voor het zorgkrediet uit te stellen. Het uitstellen van de toekenning van het zorgkrediet, ook al is het uitstel maar voor een korte periode, mag er uiteraard niet toe leiden dat zorgkrediet nemen onmogelijk gemaakt wordt. Zo is bijvoorbeeld een uitstel van 6 maanden voor de toekenning van zorgkrediet met als motief “palliatieve verzorging” uiteraard niet redelijk.

Ook indien het bestuur leidinggevende functies of bepaalde ambten wil uitsluiten, moet dat in de rechtspositieregeling worden opgenomen.

Als het zorgkrediet niet ingeschreven staat in de plaatselijke rechtspositieregeling, dan zullen de personeelsleden (met uitzondering van de provinciegriffier, de algemeen- en financieel directeur en de adjuncten) sowieso verlof krijgen op basis van de hogere regelgeving, in casu de Herstelwet en het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, en dat, zonder dat de aanvraag aan bepaalde modaliteiten moet beantwoorden.