Evaluatie

Het decreet over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet hebben de bepalingen over de evaluatie van het gemeente-, provincie- en OCMW-personeel grondig gewijzigd. Evaluatie is geen verplichting meer. In de plaats daarvan krijgt het personeelslid recht op opvolging en feedback over zijn functioneren, al dan niet door middel van een evaluatie. Het personeelslid wordt opgevolgd en, indien nodig, geëvalueerd op ambtelijk niveau.

Verder bepalen de decreten voortaan dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid ingevolge het ontoereikend functioneren van het personeelslid, niet mogelijk is zonder voorafgaande evaluatie.

De minimale voorwaarden voor (onder andere) de evaluatie van het gemeente-, het provincie- en het OCMW-personeel worden respectievelijk geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010.

De bepalingen over evaluatie in die besluiten werden echter nog niet aangepast aan het gegeven dat evaluatie geen verplichting meer is, al is het wel de bedoeling dat de Vlaamse Regering nieuwe uitvoeringsbesluiten neemt, waarin al dan niet bepalingen over evaluatie vervat zullen zijn.

Wat de periodieke evaluatie betreft, primeert het decreet op het BVR RPR. Een bestuur kan beslissen het periodieke evaluatiesysteem te schrappen en een ander (eigen) systeem van opvolging en feedback uit te werken. Indien het bestuur er echter voor kiest om het periodieke evaluatiesysteem te behouden, dan moet het binnen de grenzen van bovengenoemde besluiten blijven.