Belastingreglement verspreiding reclame 1990-1992

Thema
Financiering
Type bestuur
Gemeente- en provinciebedrijf
Datum regelgeving
08/06/1999
Omschrijving

R.v.St., n.v. Concentra uitgeverij, 80.696, 8 juni 1999

Verzoeker vordert de nietigverklaring van het besluit van de gemeenteraad van de stad Borgloon van 26 juni 1990 tot vaststelling van een belastingreglement op het verspreiden van reclame voor de dienstjaren 1990-1992.

Dit belastingreglement is er gekomen om de financiële toestand van de stad te verbeteren en is van toepassing op de bedeling aan huis van publiciteitsbladen en -kaarten met handelskarakter, alsook catalogi en kranten welke publiciteit bevatten met handelskarakter... Het is niet van toepassing op de bedeling van publicaties die tenminste 40 percent redactionele niet-publicitaire tekst bevatten. Van de belasting zijn vrijgesteld v.z.w.’s die sociale of culturele doeleinden hebben, plaatselijke sport- of culturele verenigingen voor zover ze folders uitgeven voor eigen organisaties; publiciteit gevoerd door een vormingsinstelling en plaatselijke onderwijsinstellingen is ook vrijgesteld.

De schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, specifiek inzake belastingen, en van de grondwettelijk voorziene persvrijheid worden aangevoerd.

De Raad van State overweegt het volgende: Het gelijkheidsbeginsel inzake belastingen verbiedt de gemeenteraad niet in een belastingreglement een onderscheid te maken onder de belastingplichtigen, op voorwaarde dat dit onderscheid niet willekeurig is. Dit houdt onder meer in dat het criterium op grond waarvan bepaalde categorieën personen aan de belasting onderworpen worden en andere niet, bekeken vanuit het vooropgestelde doel, objectief en in redelijkheid te verantwoorden is. De vrijstelling van de desbetreffende belasting voor bepaalde verenigingen en instellingen is door de gemeenteraad verantwoord op grond van het feit dat deze niet beroepshalve commerciële informatie verspreiden docht slechts informatie noodzakelijk en rechtstreeks verband houdende met hun socio-culturele aard of onderwijsfunctie. Dit is een objectief onderscheid, dat daarenboven redelijk is. Er zou sprake kunnen zijn van een schending van de grondwettelijke persvrijheid indien de ingevoerde belasting het de verzoeker op economisch vlak onmogelijk zou maken reclamedrukwerken uit te geven of indien die belasting een sterke rem op de uitoefening van die vrijheden zou betekenen. In casu wordt dit bewijs niet geleverd. De middelen zijn niet gegrond.

De vordering tot nietigverklaring wordt afgewezen.

NOOT: In dezelfde zin R.v.St., n.v. Concentra uitgeverij, 80.697, 8 juni 1999. In deze zaak wordt een gelijkaardig belastingsreglement van de gemeente Zonhoven aangevochten.