Belasting vennootschappen - gelijkheidsbeginsel - beginsel van niet-discriminatie

Thema
Financiering
Type bestuur
Gemeente- en provinciebedrijf
Datum regelgeving
16/03/2004
Omschrijving

R.v.St., Van Rompu, 129.347 van 16 maart 2004 - gemeentelijke belasting op bepaalde categorieën van vennootschapen schendt gelijkheidsbeginsel en beginsel van niet-discriminatie inzake belastingen

Een gemeentelijke belasting belast handelsvennootschappen en burgerlijke vennootschappen met een forfaitair tarief naargelang het kadastraal inkomen, en verhoogd volgens de graad van hinderlijkheid. De verschillende behandeling ten aanzien van categorieën van personen is mogelijk volgens een objectieve en redelijke verantwoording die verband houdt met het doel en de aard van de belasting. Volgens het bijgevoegde dossier is de belasting verantwoord doordat het aangewezen is dat de vennootschappen bijdragen in de financiële lasten van de gemeente. De verschillende behandeling tussen vennootschappen en anderen die een economische activiteit uitoefenen en die niet worden belast, wordt door verzoeker bij de Raad van State aangeklaagd. Het argument van de bijdrage via de personenbelasting door de niet-vennootschappen mist pertinentie, volgens het arrest. Het arrest neemt aan dat wie een economische activiteit ontwikkelt voordeel haalt uit de gemeentelijke collectieve voorzieningen en dus een belasting betaalt. Eveneens wordt aangenomen dat dit voordeel niet voor alle exploitanten even groot is. Het argument dat het voordeel voor vennootschappen doorgaans groter is dan voor eenmanszaken verklaart volgens het arrest niet waarom die laatste van de belasting moeten vrijgesteld worden. Immers ook niet alle vennootschappen putten evenveel profijt uit die voorzieningen of zijn even hinderlijk. Door in de belastingverordening te differentiëren tussen de vennootschappen, geeft de gemeente zelf aan dat het verschil in omvang tussen de vennootschapen en de niet-vennootschappen niet dienend is. De bijdrage via de aanvullende personenbelasting omwille van de inschrijving in de bevolkingsregisters is niet relevant omdat het genot van de voorzieningen en de hinder, geen verband houden met die inschrijving. Bovendien is het geen zekerheid dat natuurlijke personen met een eenmanszaak in die registers zijn ingeschreven. Het gebruikte criterium van onderscheid is bijgevolg in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat het elke aanvaardbare verantwoording mist.