Gemeente-Stadsmonitor 2017: sporten doen we vooral dicht bij huis

Een op de twee Vlamingen sport wekelijks of vaker (gedurende ten minste 20 minuten). In de eigen gemeente treffen we echter niet altijd de nodige voorzieningen (een gymzaal, atletiekpiste of zwembad) aan voor de gekozen sporttak. Sommige sporten kan je bijna overal uitoefenen; voor andere moet je wat verder om. Van alle mensen die niet in één van de dertien centrumsteden leven, sportte 57 procent soms in een andere dan de eigen gemeente in 2017. Zo gaan we minder vaak naar een andere gemeente om te sporten dan om te winkelen of voor cultuur. Voor de dertien centrumsteden zullen deze cijfers pas met de nieuwe editie van de Gemeente-Stadsmonitor beschikbaar zijn.

Het aandeel dat wel eens sport in een andere gemeente, loopt sterk uiteen van gemeente tot gemeente. Het varieert van 42 tot 72 procent. In de helft van de gemeenten sport tussen 55 en 61 procent wel eens in een andere gemeente. In een kwart van de gemeenten is dat aandeel minder dan 55 procent en in een kwart van de gemeenten meer dan 61 procent. Waar je sport, hangt natuurlijk af van wat je lievelingssport precies is en welke infrastructuur in de eigen gemeente aanwezig is. Hoogopgeleiden en jongeren sporten meer dan laagopgeleiden en ouderen. Bij de interpretatie van de cijfers houd je dus best rekening met verschillen tussen gemeenten in de samenstelling van hun bevolking.

1 op de 5 naar de centrumsteden

De dertien centrumsteden trekken samen 18 procent aan van wie zegt wel eens te sporten in een andere gemeente. Dat is beduidend minder dan om te winkelen of voor cultuur. Sporten doen we vaak in een buurgemeente. 64 procent van wie sport in een andere gemeente, doet dit vooral in een buurgemeente. Dat percentage is 20 procent groter dan het aandeel dat naar een buurgemeente gaat om te winkelen of voor cultuur.

In minder dan een op de drie gemeenten is de nabije centrumstad de vaakst vermelde bestemming om te sporten. Ter vergelijking: in drie op de vier gemeenten is de vaakst vermelde cultuurbestemming een centrumstad. Grote delen van de kaart van Vlaanderen zijn dan ook grijs. Daar trekken de inwoners vooral naar andere gemeenten dan de dertien centrumsteden om er te sporten. Op die manier reikt het bereik van de sportvoorzieningen in de centrumsteden niet veel verder dan de aangrenzende gemeenten. Enkel Gent, Leuven en Brugge hebben een wat ruimer bereik.

Provinciale en regionale steden zijn belangrijker als sportbestemming dan voor cultuur of winkelen. Op de kaart springen Ieper en Waregem in West-Vlaanderen, Dendermonde en Oudenaarde in Oost-Vlaanderen, Lier, Geel en Mol in de provincie Antwerpen, Halle en Tienen in Vlaams-Brabant en Sint-Truiden in Limburg in het oog. In sommige gemeenten aan de grenzen van het Vlaamse Gewest trekt men voornamelijk naar een gemeente buiten het Vlaamse Gewest om te sporten. De kaart onderstreept ook hoe de centrumsteden de vaakst vermelde sportbestemming zijn in enkele verder afgelegen provinciale steden zoals Waregem, Oudenaarde, Lier of Sint-Truiden. Mogelijk zijn het mensen die een meer gespecialiseerd sportaanbod zoeken dat ze ook in goed uitgeruste provinciale steden niet aantreffen.

Aantrekkingskracht Gent het grootst

We vertalen de vermelde sportbestemmingen ook naar een geschat aantal bezoekers. Lees meer over de precieze werkwijze. Dit toont hoe ook kleinere percentages kunnen optellen tot aanzienlijke aantallen sporters die naar de stad trekken.

Naar schatting acht steden en gemeenten tellen meer dan 25.000 sporters uit andere gemeenten. Vijf ervan zijn centrumsteden. De andere drie zijn Lier, Waregem en Brasschaat. Lang niet alle centrumsteden staan overigens bovenaan in de rangorde. Sommige centrumsteden, zoals Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout, moeten verschillende kleinere steden en gemeenten voor laten.

Op de kaart tekenen zich duidelijk de contouren van vier centrumsteden af. Vooral Gent, Leuven, Antwerpen en Brugge trekken veel sporters aan. Gent trekt een kwart meer sporters dan de stad met de op één na grootste aantrekkingskracht, namelijk Leuven. De andere centrumsteden trekken niet meer sporters aan dan bepaalde provinciale steden (onder meer Lier, Waregem, Dendermonde en Geel) en andere kleinere steden en gemeenten (onder meer Brasschaat, Beveren en Ninove). Omdat respondenten gevraagd werden waar ze gaan sporten of zwemmen, denken ze mogelijk vaker aan plaatsen met een groot zwembad.

Grote verschillen tussen centrumsteden

Ten slotte zoomen we even in op de dertien centrumsteden. Je kan de kaart raadplegen specifiek voor elke centrumstad: uit welke gemeenten komen sporters naar de stad? De kaarten benadrukken het grotere bereik van het sportaanbod in de universiteitssteden Gent en Leuven, maar ook in Brugge.

Enkel in Gent en Leuven komt minder dan de helft van de inkomende sporters uit de buurgemeenten. De aantrekkingskracht van beide universiteitssteden reikt tot verder afgelegen gemeenten. In andere centrumsteden komt drie op de vier van de inkomende sporters uit de aangrenzende gemeenten. Dat zijn Oostende, Kortrijk en Roeselare in West-Vlaanderen; Aalst en Sint-Niklaas in Oost-Vlaanderen; Turnhout in de provincie Antwerpen en Genk in Limburg. Meer detail vind je in de kaarten voor elk van de dertien centrumsteden.


Sporten op de kaart per centrumstad


Overige thema's