In welke concrete gevallen heeft een uittredend mandataris geen recht op een uittredingsvergoeding of vervalt dat recht?
Het recht op een uittredingsvergoeding vervalt definitief, wanneer de uittredende mandataris een ander beroepsinkomen krijgt dat hoger is dan de uittredingsvergoeding, of overlijdt. Als de mandataris een beroepsinkomen krijgt dat lager is dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, kan hij wel vragen om het verschil tussen beide bedragen bij te passen. Ook een vervangingsinkomen (werkloosheidsuitkering, ziekte- of invaliditeitsuitkering, of pensioen) geldt als een beroepsinkomen.
Ook als de mandataris maar deeltijds werkt of onbetaald verlof bij zijn huidige werkgever heeft opgenomen, kan hij een bijpassing aanvragen, als blijkt dat de ontvangen beroepsinkomsten lager zijn dan het bedrag van de uittredingsvergoeding. Presentiegelden die voortvloeien uit een mandaat worden niet beschouwd als een beroeps- of vervangingsinkomen.