Kan een bloed- of aanverwant van een gemeenteraadslid deel uitmaken van het bijzonder comité voor de sociale dienst ?

Kan een bloed- of aanverwant van een gemeenteraadslid deel uitmaken van het bijzonder comité voor de sociale dienst ?

Artikel 10 van het decreet over het lokaal bestuur (DLB) somt de onverenigbaarheden op: welke personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad. Zo bepaalt artikel 10, eerste lid, 7° dat de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten geen deel kunnen uitmaken van de gemeenteraad van dezelfde gemeente. Wanneer bijvoorbeeld broer en zus (bloedverwanten in de tweede graad) verkozen worden bij dezelfde verkiezing, zal toepassing worden gemaakt van het tweede lid van artikel 10 DLB om de voorkeur te bepalen.

Dit mechanisme van onverenigbare band tussen personen die eenzelfde mandaat bekleden, dus binnen hetzelfde orgaan, is ook van toepassing op de raad voor maatschappelijk welzijn. Krachtens artikel 71 is artikel 10 van overeenkomstige toepassing op de raad voor maatschappelijk welzijn en zijn leden.

Het mechanisme wordt doorgetrokken naar het bijzonder comité voor de sociale dienst. Artikel 10 is krachtens artikel 100, eerste lid van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten kunnen dus geen deel uitmaken van hetzelfde bijzonder comité voor de sociale dienst.

Er is geen beletsel voor een bloed- of aanverwant of echtgenoot van een gemeenteraadslid om te zetelen in het bijzonder comité voor de sociale dienst in die gemeente tenzij het betrokken raadslid ten opzichte van wie de bloed- of andere band zich voordoet, zelf in dat bijzonder comité voor de sociale dienst zetelt.