Wanneer zorgen de samen te voegen gemeenten het best voor een harmonisatie van hun belasting- en retributiereglementen?

Eenmaal gemeenten beslist hebben om te fuseren, bereiden ze een gelijkschakeling van hun retributie- en belastingreglementen voor. Voor de meeste retributies en belastingen hebben ze op basis van artikel 369 van het decreet over het lokaal bestuur (DLB) daarvoor nog tijd tot een jaar na de samenvoegingsdatum.

Alleen voor de aanvullende belastingen die de gemeenten heffen, is meer haast geboden. Omdat de gemeenten niet zelf instaan voor de invordering van hun aanvullende belastingen, zijn zij gehouden aan de wettelijke of decretale deadlines voor het vaststellen van hun reglementen en het overmaken van hun tarieven aan de overheid die de hoofdbelasting invordert.

Voor de APB is het belangrijk dat meteen één tarief (één reglement) gestemd moet worden voor het volledige grondgebied van de nieuwe gemeente en dat dus geen beroep gedaan kan worden op artikel 369 van het DLB.

Overzicht van de gemeentelijke aanvullende belastingen en hun uiterste data voor vaststelling van het reglement:

 
Aanvullende gemeentebelastingUiterste datum vaststelling reglement
aanvullende belasting op de personenbelasting (APB)31 januari van het aanslagjaar (art. 468, vierde lid WIB 1992)
opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV)31 januari van het aanslagjaar (art. 3.1.0.0.4, §2, eerste lid VCF)
opcentiemen op de gewestelijke heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen31 januari van het aanslagjaar (art. 3.1.0.0.4, §2, eerste lid VCF)
opcentiemen op de gewestelijke heffing op leegstaande bedrijfsruimten31 januari van het aanslagjaar (art. 3.1.0.0.4, §2, eerste lid VCF)

WIB 1992 = Wetboek Inkomstenbelastingen 1992

VCF = Vlaamse Codex Fiscaliteit

 

Sommige gemeenten starten echter graag van meet af aan met gelijke belasting- en retributiereglementen en zorgen daarom in het jaar voorafgaand aan de fusie al voor een harmonisatie van hun reglementen. Door de toepassing van artikel 369 DLB zullen dan overal in de nieuwe gemeente gelijke tarieven toegepast worden, alleen op basis van een verschillende rechtsgrond.

Hanteren gemeenten deze aanpak, dan moeten ze er rekening mee houden dat niet elke wijziging even soepel ingevoerd kan worden:

  • Retributies

Een retributie kan eender wanneer in het aanslagjaar ingevoerd, aangepast en opgeheven worden. De regel is dat het gaat om een kostendekkende vergoeding, die het bestuur beslist te vorderen van degenen die van de dienst genieten. De (nieuwe) retributie wordt uiteraard pas verschuldigd na de stemming en de publicatie (kennisgeving) van het reglement.

  • Indirecte belastingen

Met een indirecte belasting worden afzonderlijke feiten of voorvallen belast (bijvoorbeeld de afgifte van een vergunning). Zeker als ze contant geïnd wordt -maar dit hoort uiteraard niet noodzakelijk zo te zijn - lijkt deze belasting het meest op een retributie. Het verschil zit hem in het feit dat het tarief niet louter kostendekkend hoeft te zijn. Het bestuur kan met een belasting ook werkelijk ‘beleid’ maken, door ze aan te wenden als een gedragssturend instrument. Dat maakt dat een invoering, wijziging en opheffing ook goed gemotiveerd moeten worden, zeker als die plaatsvinden in de loop van het aanslagjaar en belastingplichtigen een ongelijke behandeling kunnen aanvoeren.

Aandachtspunt: Wanneer tarieven of modaliteiten wijzigen in eenzelfde aanslagjaar, ontstaat een situatie waarin belastingplichtigen in hetzelfde aanslagjaar op een verschillende manier belast worden. Voor het Grondwettelijk Hof is dit onderscheid aanvaardbaar wanneer voor het verschil in behandeling een ‘redelijke verantwoording’ bestaat. In meerdere bestaande arresten oordeelde het Hof dat dat het geval is als de wijziging ‘onontbeerlijk is omwille van doelstellingen van algemeen belang’ of als ze voortvloeit ‘uit een economische en budgettaire noodzaak’. Of een nakende fusie als motivering kan volstaan om tarieven of voorwaarden te wijzigen in de loop van het aanslagjaar, is onzeker. Veiligheidshalve worden wijzigingen aan een indirecte belasting dus best pas ingevoerd vanaf 1 januari van een aanslagjaar.

  • Directe belastingen geheven op een uit zijn aard duurzame toestand

Omdat voor deze belastingen uitgegaan wordt van de veronderstelling dat de belaste toestand zich voordoet gedurende het hele aanslagjaar (bijvoorbeeld een belasting op tweede verblijven), is het perfect mogelijk om een reglement met terugwerkende kracht in te voeren, te wijzigen of op te heffen. Voorwaarde is dat dit gebeurt vóór de afloop van het aanslagjaar.

Aandachtspunt: Werk steeds terug tot 1 januari van het aanslagjaar, om in de loop van het aanslagjaar geen onderscheid te maken tussen belastingplichtigen.

  • Resultaatsbelastingen

De belastingplicht voor deze belastingen wordt vastgesteld na een geheel van feiten of verrichtingen tijdens een zekere referentieperiode (bijvoorbeeld een belasting op drijfkracht). Doorgaans beslaat de referentieperiode een jaar voorafgaand aan het aanslagjaar.

Pas op het ogenblik dat de referentieperiode afgesloten is, is het belastbaar feit voltrokken en ontstaat de belastingplicht. Wijzigingen m.b.t. een aanslagjaar zijn nog mogelijk zolang de voorafgaande referentieperiode niet afgesloten is.

Aandachtspunt: Wanneer een resultaatsbelasting gewijzigd wordt, manifesteren de wijzigingen zich pas in het aanslagjaar na afsluiting van de referentieperiode. Wordt het reglement gewijzigd of wordt een reglement ingevoerd in het jaar voorafgaand aan de fusie, dan zullen die wijzigingen tot uiting komen in de aanslag die geheven wordt in het jaar van de fusie.