Moeten de zittende decretale graden zich kandidaat stellen om in aanmerking te komen voor de waarborgregeling ?

Er geldt geen ‘kandidaat-vereiste’ voor de passende functie met behoud van rechten, noch voor de vrijstelling van voorwaarden en selectie en, in voorkomend geval, evenmin voor de opname in de reserve.

Artikel 589 DLB regelt drie waarborgen. In artikel 589, §1 en §2 DLB wordt de eerste waarborg, die van aanstelling in een andere betrekking met behoud van rechten, geregeld. Deze waarborg geldt ongeacht of de personen waarvan sprake in artikel 583, §1 en §2 DLB zich nu bij de gesloten procedure kandidaat stelden of niet. Het ‘kandidaat-vereiste’ wordt bewust niet gesteld in 589, §1 en 2 DLB. Dat is uitdrukkelijk de bedoeling geweest. In de memorie wordt dit bij de bespreking van artikel 589 DLB ook zo toegelicht.

Artikel 589, §3 DLB regelt vervolgens wie in aanmerking komt voor de waarborgen van ‘vrijstelling’ en ‘reserve’. Het stelt als (enige) voorwaarde dat het moet gaan om personen vermeld in artikel 589, §1, en §2 DLB.

Kortom, door de uitdrukkelijke verwijzing in artikel 589, §3 DLB naar de personen vermeld in §1 en §2 geldt dat wie de eerste waarborg geniet meteen ook het voordeel van de vrijstelling en, in voorkomend geval, van de reserve geniet. Vermits voor het genieten van de eerste waarborg het kandidaat-vereiste niet relevant is, is het dat dus ook niet voor de overgangsvrijstelling en in beginsel ook niet voor de overgangsreserve.

Wat de overgangsreserve betreft, wordt in art. 589,§3, lid 2 DLB de gemeenteraad niet alleen de mogelijkheid verleend een wervingsreserve aan te leggen, maar krijgt de raad ook de bevoegdheid de regels van de wervingsreserve te bepalen, waaronder verplichtend de termijn van de reserve en de regels van behoud of verlies van opname in de reserve. Vermits de raad de regels kan vaststellen kan hij ook een ‘kandidaat-vereiste’ stellen en dus bepalen dat alleen degene die zich kandidaat stelde in de gesloten procedure wordt opgenomen in de reserve. In het verlengde daarvan geldt dan dat in beginsel geen ‘kandidaat-vereiste’ voor de reserve van toepassing is tenzij de raad het uitdrukkelijk als regel heeft gesteld.