Kan een mandaathouder tijdens of na afloop van een mandaat statutair worden als het bestuur de functie niet meer bij mandaat maar statutair wil vervullen?

Situering:  BVR van 7/12/2007 art 89

De aanstelling in statutair dienstverband van de mandaathouder in de functie die hij tot dan bij mandaat uitoefende, is hoegenaamd geen automatisme.

Het BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 regelt in artikel 89 wat er met een mandaathouder gebeurt bij afloop van een mandaatperiode. Dat is de verlenging van het mandaat binnen de toegestane termijn, en, als er geen verlenging is, de terugkeer naar de oude functie bij het bestuur. Een contractuele mandaathouder van buiten het bestuur wordt uit de mandaatfunctie ontslagen.

Als de vraag slaat op een functie die volgens de plaatselijke rechtspositieregeling bij mandaat kan, maar niet moet, worden vervuld, dan geldt het volgende.

Het verslag aan de Vlaamse Regering vermeldt bij artikel 80 dat de aanstellende overheid bij keuze om een functie al dan niet bij mandaat te vervullen, die keuze maakt bij de vacantverklaring van de mandaatfunctie, dus op voorhand. De aanstellende overheid wordt geacht zich aan die oorspronkelijke keuze te houden voor de duur van het mandaat. Als de aanstellende overheid daarna van koers verandert en er op grond van de eigen rechtspositieregeling voor opteert om de functie niet langer bij mandaat, maar via een vaste aanstelling in statutair verband te vervullen, dan zijn de normale toegangsprocedures voor de statutaire betrekking (aanwerving, bevordering of eventueel interne personeelsmobiliteit) van toepassing. In dat geval zal de mandaathouder, als hij daarvoor in aanmerking wenst te komen, moeten deelnemen aan de procedures daarvoor. Voor een geïnteresseerde externe mandaathouder betekent dat: deelname aan een gewone aanwervingsprocedure met concurrentie van andere kandidaten. Bij keuze voor een interne procedure heeft de gewezen mandaathouder interne concurrentie voor de statutaire functie. Een ex-mandaathouder die gunstig of zeer gunstig scoorde op de eindevaluatie van zijn mandaat zal dat natuurlijk kunnen inbrengen in zijn titels en verdiensten.
Als het een functie betreft die volgens de plaatselijke rechtspositieregeling bij mandaat moet worden vervuld, dan moet het bevoegde orgaan die regeling wijzigen en bepalen dat de functie in de toekomst, dat wil zeggen na afloop van de lopende mandaatperiode, niet meer bij mandaat, maar statutair vervuld moet worden. Als het zover is, kiest de aanstellende overheid volgens welke procedure de betrekking statutair vervuld wordt. Als de ex-mandaathouder aan de voorwaarden voor deelname aan de procedure voldoet, kan het zich daarvoor kandidaat stellen.

Naar aanleiding van deze vraag geven we nog aan dat het mandaatstelsel een eigenheid heeft en dat de aanstelling in een mandaat niet een soort ‘proeftijd’ of een ‘tijdelijk opstapje’ is voor een statutaire aanstelling. Wie een proeftijd wil opleggen, heeft daarvoor trouwens niet de constructie van het mandaat nodig.