Hoe wordt de geldelijke anciënniteit berekend als iemand twee deeltijdse functies heeft in hetzelfde bestuur of in twee verschillende besturen?

Volgens artikel 116, §2, van het BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 kan voor een deeltijdse functie die gecumuleerd wordt met een andere deeltijdse functie in hetzelfde of in een ander plaatselijk bestuur, de geldelijke anciënniteit, verworven in de eerste functie, bij de start van de tweede functie voor maximaal een volledige prestatie gevaloriseerd worden. Maar tijdens de loopbaan wordt alleen de anciënniteit in elke functie afzonderlijk in aanmerking genomen. Is dat laatste niet in strijd met de vorige zin?

Situering:  BVR van 7/12/2007 art 116

Er bestaan wel degelijk situaties waarin artikel 116, §2, van het BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 van toepassing is: een personeelslid werkt, al dan niet in het eigen bestuur, bijvoorbeeld 10u in een functie van niveau C met schaal C2 en 15u in een functie van niveau D met schaal D1. De periodieke verhogingen verlopen afzonderlijk in de beide schalen en zullen verschillen. Als het over twee verschillende functies gaat, dan is §2, laatste zin, van toepassing. Als het over dezelfde functie gaat, dan is er sprake van uitbreiding van de prestaties, en dan is §2 niet van toepassing.

Stel dat een personeelslid een bepaalde functie gedurende 9 jaar uitoefent, en een andere functie, al dan niet in het eigen bestuur, gedurende 7 jaar. Als dat personeelslid bevorderd wordt, dan wordt voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit niet het totaal van de geldelijke anciënniteit in de twee functies (16 jaar) gemaakt. In dat geval is het aantal jaren in de functie van waaruit het personeelslid bevorderd wordt (9 jaar) doorslaggevend. Het aantal jaren is geplafonneerd tot de echte kalenderjaren. Dat is wat de eerste zin van artikel 116, §2, van genoemd besluit beoogt.