Beslissingsbevoegdheid

Beslissingen tot het heffen van gemeentebelastingen behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de gemeenteraad (artikel 170, §4, eerste lid van de Grondwet). Overeenkomstig artikel 43, §1, 15°, van het Gemeentedecreet ( vanaf 1 januari 2019: artikel 41, 14°van het Decreet over het Lokaal Bestuur (DLB) ) kan die bevoegdheid tot het vaststellen van gemeentebelastingen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en schepenen.

Voor het vaststellen van retributies is de voorbehouden bevoegdheid van de gemeenteraad versoepeld door de wijziging van het Gemeentedecreet bij het decreet van 23 januari 2009. (Vanaf 1 januari 2019 is het artikel 41, 14° van het DLB van toepassing.) De gemeenteraad hoeft alleen nog zelf te beslissen over de machtiging tot het heffen van retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen. Dat vereist wel een duidelijke beslissing van de gemeenteraad die ook moet worden toegezonden aan de toezichthoudende overheid. (Vanaf 1 januari 2019 is artikel 330 van het DLB van toepassing: De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van deze besluiten.) Dit besluit moet onder meer bepalen wie de retributie verschuldigd is (voor zover dat niet als vanzelfsprekend volgt uit de aard van de retributie) en welke vrijstellingen of verminderingen eventueel worden toegekend. Het vaststellen van het tarief zelf en de bepaling van de wijze van inning kunnen voortaan aan het college worden gedelegeerd. Het college kan op zijn beurt, zo het dat wil, verder delegeren. Hierdoor kan op een vlotte manier worden ingespeeld op veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de prijs van toegangstickets of van consumpties. Ook die collegebesluiten moeten op basis van art. 253, §1, 3° van het Gemeentedecreet naar de toezichthoudende overheid worden gestuurd. (Vanaf 1 januari 2019 is artikel 330 van het DLB van toepassing: De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van deze besluiten.)

Deze versoepelde werking past binnen de uitgangspunten van het Gemeentedecreet (en het Decreet over het Lokaal Bestuur) en sluit ook aan bij de wijze waarop retributies door de federale en de gewestelijke overheden worden vastgesteld. Ook daar beperkt het wetgevend orgaan zich tot het verlenen van de machtiging en het uittekenen van het kader, terwijl het uitvoerend orgaan zorgt voor de bepaling van de concrete invulling ervan. Een gemeenteraadsbeslissing kan bijvoorbeeld machtiging geven aan het college van burgemeester en schepen om het tarief van de retributies vast te stellen voor volgende diensten en producten van de basisscholen: schoolreizen, abonnementen, maaltijden en dranken, uitstappen en activiteiten, leerlingenvervoer. Ook de vaststelling van tarieven voor producten en prestaties van de toeristische dienst, van de bibliotheken of andere uitleendiensten komen in aanmerking voor delegatie. De gemeenteraad kan het minimum- en maximumbedrag van de retributie vaststellen maar dat is niet noodzakelijk.