Wie heeft recht op persoonlijke bijstand van een vertrouwenspersoon? Welke rechten en plichten heeft een vertrouwenspersoon?

Wie heeft recht op persoonlijke bijstand van een vertrouwenspersoon? Welke rechten en plichten heeft een vertrouwenspersoon?

Gemeenteraads-, OCMW-raads-, districtsraads- of provincieraadsleden die door een beperking niet in staat zijn om hun mandaat zelfstandig uit te oefenen, kunnen zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.

Ze hebben die persoonlijke bijstand nodig door:

  • een zintuigelijke beperking;
  • spraakmoeilijkheden;
  • een motorische beperking.

Door hun beperking ondervinden zij moeilijkheden om het mandaat uit te oefenen.

Een raadslid dat persoonlijke bijstand nodig heeft, moet een getuigschrift van een arts voorleggen. Het getuigschrift moet uitdrukkelijk vermelden dat:

  • het raadslid zodanig getroffen is door één van de beperkingen dat hij zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen;
  • hij voor de uitoefening ervan persoonlijke bijstand nodig heeft.

De vertrouwenspersoon krijgt bij het verlenen van bijstand dezelfde middelen ter beschikking als het raadslid. Hij heeft dezelfde verplichtingen als het raadslid maar hij mag niet in de plaats van het raadslid treden. De taak van een vertrouwenspersoon beperkt zich tot het bijstaan van de verkozene bij de uitoefening van het mandaat.

Concrete voorbeelden:

  • Een vertrouwenspersoon mag niet deelnemen aan vergaderingen of stemmingen als het verkozen raadslid afwezig is.
  • De vertrouwenspersoon is niet gerechtigd om zelf:
    • schriftelijke vragen te stellen aan het college van burgemeester en schepenen;
    • agendapunten in te dienen voor de gemeenteraad;
    • het bezoekrecht van de raadsleden uit te oefenen.
  • Een vertrouwenspersoon mag het raadslid vergezellen als:
    • die gebruik maakt van zijn inzagerecht om documenten in te kijken. Hij mag de documenten ook inkijken;
    • hij zijn bezoekrecht uitoefent;
    • hij een vorming volgt op kosten van het bestuur maar daarbij assistentie nodig heeft.

De burgemeester, de schepenen, de voorzitter en de leden van het vast bureau en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kunnen zich in geval van een beperking ook laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.