Wat zijn de praktische gevolgen van de afschaffing van de vrijwillige vierdagenweek en de halftijdse vervroegde uittreding?
Vrijwillige vierdagenweek - Vervroegde uittreding - Gevolgen van het decreet tot wijziging van de wet van 10/4/1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
1. Vanaf 1/1/2013 worden alle lokale en provinciale besturen uit het toepassingsgebied van de wet van 10/4/1995 geschrapt
Tot nu toe vielen de gemeenten en de provincies met inbegrip van hun bedrijven rechtstreeks onder het toepassingsgebied van de wet van 10/4/1995. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn en hun verenigingen konden slechts via het stelsel van de collectieve aanvraag aan de bevoegde federale minister vragen om onder het toepassingsgebied te worden geplaatst. Die toestemming werd verleend eerst bij koninklijk besluit en later bij ministerieel besluit. In totaal werden 88 openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 6 verenigingen bij besluit onder het toepassingsgebied van de wet van 1995 geplaatst.
Al die besturen worden door het decreet uit het toepassingsgebied van de wet geschrapt. Die zal niet langer op hen van toepassing zijn.
2. Vanaf 1/1/2013 zijn geen nieuwe aanvragen meer mogelijk:
- van het personeel om van een stelsel gebruik te maken
- van het bestuur om onder het toepassingsgebied te worden geplaatst
De personeelsleden die zich op datum van de inwerkingtreding van dit decreet in geen van beide stelsels bevinden, kunnen op die datum geen aanvraag voor de halftijdse vervroegde uittreding of de vrijwillige vierdagenweek meer indienen.
De lokale besturen van hun kant kunnen geen nieuwe aanvragen meer aanvaarden die ingaan op 1/1/2013 of later. Ook de indiening van een collectief verzoek om onder het toepassingsgebied van de wet van ’95 te worden geplaatst, wordt dan onmogelijk.
3. Toegang tot de stelsels tot 31/12/2012 en behoud rechten voor lopende stelsels
Artikel 10 van het decreet bevat een overgangsregeling. Die decretale overgangsregeling wijkt af van de overgangsregeling in de wet van 1995 zelf, die het behoud van rechten maar garandeert tot 31/12/2011. De afwijkende overgangsregeling is het gevolg van een afspraak die in het Comité C1 tussen de sociale partners werd gemaakt. Ze steunt op de volgende principes:
1) Behoud van rechten die krachtens de wet werden toegekend tot 31/12/2012 met inbegrip van de premie of het weddecomplement. Personeelsleden kunnen in de loop van 2012 nog (nieuwe) aanvragen indienen voor verloven die ingaan vóór 1/1/2013. De schrapping, bij decreet, uit het toepassingsgebied van de wet van ’95, gaat immers maar in op 1/1/2013.
Opgelet: er is absoluut geen garantie dat de periode na 31/12/2011 wordt gelijkgesteld met actieve dienst bij de pensioenberekening en dat het bestuur bij vervanging van het betrokken personeelslid een vrijstelling van werkgeversbijdragen geniet. Die aangelegenheden zijn een federale bevoegdheid.
2) Behoud van rechten tot het einde van de loopbaan voor lopende stelsels. De personeelsleden die zich op 31/12/2012 daadwerkelijk in een stelsel bevinden, blijven als zij dat zelf wensen, op persoonlijke titel en voor onbepaalde duur onder het toepassingsgebied van de wet vallen, met inbegrip van de vastgestelde premie of het weddecomplement.
Opgelet: ook hier geldt een voorbehoud voor de gelijkstelling voor het pensioen en voor de vrijstelling van werkgeversbijdragen bij vervanging.
3) Een verbod voor de lokale en provinciale besturen om lopende stelsels van vierwillige vierdagenweek stop te zetten vanaf 1/1/2013.
Opgelet: de mogelijkheid van de besturen om vanaf 1/1/2012 ambtshalve een einde te stellen aan lopende stelsels van vrijwillige vierdagenweek op grond van artikel 27, §2, van de wet van 1995, wordt geneutraliseerd door artikel 10 van het decreet op grond waarvan het personeelslid het recht heeft om nog een (nieuwe) aanvraag in te dienen in de loop van 2012.
4. Overgangsregeling voor lopende stelsels – De bepaling van de wet van 10/4/95 van vóór 31/12/2011 blijft van toepassing
De inwerkingtreding op 1/1/2013 heeft tot gevolg dat het decreet rekening houdt met mogelijke wetswijzigingen tussen 31/12/2011 en 31/12/2012.
Voor de rechtszekerheid preciseert het decreet (artikel 10, derde lid) dat de bepaling van de wet, zoals die geldt vóór 31/12/2011, van toepassing is op het behoud van de lopende stelsels in overgangsregeling. Op die manier worden de wijzigingen aan de bepalingen van de wet in de periode van 31/12/2011 tot 31/12/2012 voor de lopende stelsels buiten werking gesteld.