Wat zijn de kwalificatievereisten voor maatschappelijk werker OCMW?

 

1. Maatschappelijk werker – sociaal onderzoek

De ‘maatschappelijk werker’, vermeld in artikel 183, §1, van het decreet van 22 december 2017 is de maatschappelijk werker ‘in strikte zin’, namelijk de ‘maatschappelijk’ werker die de sociale onderzoeken uitvoert en de individuele hulpvragen behandelt en opvolgt.

De juridische grondslag hiervoor is artikel 19, § 1 van de RMI-wet. Dat artikel bepaalt het volgende: “Met het oog op de toekenning van maatschappelijke integratie in de vorm van een leefloon, of een tewerkstelling, met het oog op de herziening of de intrekking van een beslissing dienaangaande of met het oog op een beslissing tot schorsing van de uitbetaling van het leefloon, verricht het centrum een sociaal onderzoek.

Voor het sociaal onderzoek moet het centrum een beroep doen op maatschappelijk werkers, volgens de kwalificatievoorwaarden bepaald door de Koning.”

Het KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie geeft in artikel 5 uitvoering aan deze laatste bepaling en bepaalt dat “de personen bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid, van de wet moeten houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent, van gegradueerde verpleger gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid of van sociaal verpleger, erkend door de Gemeenschappen.”

In het huidig onderwijslandschap betekent dit dat enkel iemand met één van volgende diploma’s in aanmerking komt voor de functie van ‘maatschappelijk werker in strikte zin’:

  1. het diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
  2. het diploma van bachelor in de sociale gezondheidszorg, of een daarmee gelijkgesteld diploma.

De kandidaten met een van de volgende oude diploma’s van vóór de invoering van de bamastructuur komen ook in aanmerking:

  1. het diploma van maatschappelijk assistent, zoals dat destijds is afgeleverd in het sociaal hoger onderwijs van het korte type (hokt) of het hoger onderwijs van één cyclus (ho1C) studiegebied sociaal agogisch werk, of de buitenlandse diploma’s die gelijkwaardig zijn verklaard met een diploma van maatschappelijk assistent;
  2. het diploma van gegradueerde verpleger, gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid;
  3. het diploma van sociale verpleegkunde met als titel gegradueerde in de sociale verpleegkunde, dat behoort tot het vroegere paramedisch hoger onderwijs van het korte type. Dat was een langer lopende opleiding met een specialisatie, gespreid over vier studiejaren.

Opgelet!

Het diploma van ‘bachelor in de verpleegkunde’, vermeld in artikel 44, 2° van het BVR van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, geeft géén toegang meer tot de functie van ‘maatschappelijk werker in de strikte zin’.

Ook volgende diploma’s komen niet in aanmerking:

  • gegradueerde maatschappelijk werker (hoger beroepsonderwijs);
  • master in maatschappelijk werk, tenzij die ook een bachelor in maatschappelijk werk met titel van maatschappelijk assistent heeft.

Deze diploma’s komen eventueel wel in aanmerking voor functies van ‘maatschappelijk werker’ waarbij het sociaal onderzoek niet tot het takenpakket behoort (zie verder) en afhankelijk van het niveau waarin deze functies gesitueerd zijn.

2.     Maatschappelijk werker

Strikt genomen, is het ook mogelijk een functie van ‘maatschappelijk werker’ in te stellen, waarbij het sociaal onderzoek en individuele hulpvragen niet tot het takenpakket behoort. Aan deze functie zijn dan geen wettelijke vereisten opgelegd, enkel de algemeen geldende toelatings- en aanwervingsvoorwaarden, zoals vermeld in artikelen 10 en 11 van het BVR van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Aangezien de titel van ‘maatschappelijk assistent’ beschermd is, is het wel aangewezen het maatschappelijk werk in de eerste plaats voor te behouden aan mensen die ervoor opgeleid zijn (maatschappelijk assistenten). Gezien het echter over een knelpuntberoep gaat, is dit niet altijd mogelijk en kunnen ook personeelsleden met andere diploma’s taken verrichten die zich in het gebied van het maatschappelijk werk bevinden. Het is daarbij aangewezen om een duidelijk deontologisch kader voor deze personeelsleden op te stellen.

3.     Maatschappelijk assistent

De titel van ‘maatschappelijk assistent’ wordt beschermd door de wet van 12 juni 1945. Enkel de houders van het vereiste diploma mogen de titel dus dragen. In dit geval mogen enkel mensen met een ‘bachelor in het sociaal werk’ deze titel voeren. De opleiding ‘sociaal werk’ behoort tot het studiegebied ‘sociaal-agogisch werk’.

4.     Conclusie

Wanneer een OCMW een personeelslid in dienst wenst te nemen om het sociaal onderzoek te voeren, zoals bepaald in de RMI-wet, dan gaat het over de ‘maatschappelijk werker in strikte zin’, zoals ook vermeld in artikel 183 van het DLB. Hiervoor gelden de diplomavereisten zoals vermeld in punt 1.

Wenst het een personeelslid in dienst te nemen dat zich bezig houdt met andere taken in het domein van het maatschappelijk werk, dan zijn hier in principe geen diplomavereisten aan gekoppeld. Wanneer het echter een ‘maatschappelijk assistent’ wil aanwerven, dan komt enkel het diploma van ‘professionele bachelor in het sociaal werk’ in aanmerking (punt 3).