Wat verandert er aan de ziekteregeling en het bevallingsverlof voor het statutaire personeelslid op proef vanaf 1 april 2014?

Op 28 januari 2014 verscheen in het Belgisch Staatsblad het KB van 13 januari 2014 tot wijziging van de artikelen 9 en 10 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Dat KB treedt in werking op 1 april 2014. Het strekt ertoe om de ‘stagiairs’, dus de statutaire personeelsleden op proef, voor de sociale zekerheid gelijk te stellen met de ‘vastbenoemden’, dus met de vast aangestelde statutaire personeelsleden van gemeenten, OCMW’s en provincies.

Nieuwe aanstellingen vanaf 1 januari 2014

Als gevolg van dit KB is het statutaire personeelslid op proef van gemeenten, OCMW’s en provincies dat aangesteld wordt op 1 april 2014, bij ziekte niet meer onderworpen aan de tak ziekte-uitkeringen van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Het statutaire personeelslid op proef wordt voortaan bij ziekte doorbetaald door het bestuur, zoals dat ook het geval is voor het vast aangestelde statutaire personeelslid.

Meteen bij de aanstelling als statutair personeelslid op proef krijgt het personeelslid een ziektekrediet van drieënzestig dagen. De situatie waarnaar artikel 187, §1, van het BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 verwijst, waarbij het statutaire personeelslid op proef een ziekte-uitkering zou krijgen, houdt immers op te bestaan vanaf 1 april 2014.

Een statutair personeelslid op proef dat met bevallingsverlof gaat, kan vanaf 1 januari 2014 ook niet meer terugvallen op een vergoeding door de ziekteverzekering. Het krijgt net als het vast aangestelde statutaire personeelslid zijn gebruikelijk salaris doorbetaald tijdens het bevallingsverlof.

Lopend ziekteverlof of lopende periode van bevallingsverlof op 1 april 2014

Wat met een statutair personeelslid op proef dat nog vóór 1 april 2014 ziek geworden is en ziekte-uitkering krijgt? En wat met een statutair personeelslid op proef dat toevallig vóór 1 april 2014 met bevallingsverlof is en daarvoor ook ten laste is van de ziekteverzekering?

Het bovengenoemd KB van 13 januari 2014 bevat geen overgangsbepalingen, dus ook niet  voor lopende periodes van ziekte-uitkering of vergoeding van het bevallingsverlof.

Dat wil zeggen dat de toepassing van de ziekte-uitkering meteen ophoudt op 1 april 2014 en dat de betrokken personeelsleden vanaf die dag ten laste komen van het bestuur. Een statutair personeelslid op proef met ziekteverlof stapt vanaf die dag dus in het systeem van ziektekrediet én ontvangt een salaris voor de resterende ziekteperiode.

Ook een statutair personeelslid op proef dat op dat moment met bevallingsrust is en daarvoor vergoed werd met een uitkering, komt vanaf 1 april 2014 voor de resterende periode van bevallingsverlof ten laste van het bestuur en ontvangt daarvoor zijn gebruikelijke salaris. De ZIV-vergoeding voor het bevallingsverlof valt immers weg.
De statutaire personeelsleden op proef die zich in een dergelijke situatie bevinden, worden daarvan tijdig op de hoogte gebracht door hun bestuur, bij voorkeur ook met een document dat ze aan hun uitkeringsinstantie kunnen overmaken met het oog op een ordentelijk verloop van de overgang van de ene situatie naar de andere. Het is immers niet de bedoeling dat de betrokkenen daarvan de dupe zouden worden.

Wordt vervolgd

Artikel 187, §1 (ziektekrediet) en artikel 180 (bevallingsverlof) van het BVR rechtspositieregeling gemeenten-  en provinciepersoneel van 7 december 2007 zullen bij de eerste gelegenheid die zich aandient aangepast worden aan de nieuwe socialezekerheidsregeling.