Wat kan het tuchtonderzoek inhouden en wat bij obstructie?
Artikel 4 van het tuchtprocedurebesluit van 20 juli 2018 geeft aan wat het tuchtonderzoek kan inhouden zonder dat echter als verplichting op te leggen. Zo kan elke persoon en uiteraard ook de betrokkene door de tuchtonderzoeker gehoord worden. Ook elk document of voorwerp dat nuttig is voor de feitenvinding kan door de tuchtonderzoeker worden opgevraagd om gevoegd te worden bij het tuchtdossier. De opsomming in artikel 4 is niet limitatief. De onderzoeker bepaalt hoofdzakelijk zelf wat nuttig is om de waarheid te achterhalen. Hij kan bijvoorbeeld ook een confrontatie tussen bepaalde personen organiseren.
Als het personeelslid dat voorwerp is van een tuchtonderzoek niet heeft deelgenomen aan het tuchtonderzoek wordt dat vermeld in het tuchtverslag, zoals bepaald in het artikel 4, derde lid, zodat de tuchtoverheid op de hoogte is van de houding van de betrokkene. Als de tuchtonderzoeker meent dat de medewerking aan het tuchtonderzoek van andere personeelsleden essentieel en relevant is, kan hij ook hun eventuele weigering tot medewerking vermelden in het tuchtverslag.
Rechtspraak van de Raad van State stelt dat bij volgehouden weigering om te antwoorden, de tuchtoverheid niettemin in bepaalde gevallen kan besluiten dat de feiten vaststaan (R.v.St., Lemaire, nr. 20.771, 4 december 1980). De vermelding van obstructie van het onderzoek door de weigering tot medewerking, betekent niet dat die weigering inhoudt dat de feiten als bewezen beschouwd mogen worden. De obstructie betekent dus niet dat de betrokkene schuldig is. Anderzijds kan een weigering tot medewerking de betrokkene ook niet vrijpleiten. Obstructie van het onderzoek verhindert ook niet dat een straf alsnog kan worden opgelegd. De weigering om mee te werken kan dus wel een invloed hebben, maar is geen beslissend element dat op zichzelf volstaat.