Moet het betrokken personeelslid tijdens het tuchtonderzoek ook uitgenodigd worden bij het verhoor van getuigen of bij andere onderzoeksdaden en mag het zich dan laten bijstaan door een raadsman?
Het decreet over het lokaal bestuur en het betreffende uitvoeringsbesluit hebben een duidelijk onderscheid ingevoerd tussen de onderzoeken die tijdens het tuchtonderzoek en door de tuchtonderzoeker moeten worden gesteld enerzijds en de hoorzitting die door de tuchtoverheid moet worden georganiseerd anderzijds.
De onderzoeksdaden van de onderzoeker kunnen ook het verhoor van het betrokken personeelslid en van elke andere persoon omvatten, maar de tuchtonderzoeker is, in tegenstelling tot de tuchtoverheid, helemaal niet verplicht een hoorzitting te organiseren. Ook moet de tuchtonderzoeker bij het horen van getuigen het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van dat onderzoek, niet uitnodigen om dat verhoor bij te wonen. De onderzoeker kan achteraf het personeelslid wel confronteren met de verklaringen van de getuigen.
Ook het recht op bijstand door een raadsman is uitsluitend vastgesteld voor de verplichte hoorzitting door de tuchtoverheid.
Het personeelslid dat het voorwerp is van een tuchtonderzoek krijgt na het afsluiten van het tuchtonderzoek kennis van het volledige tuchtdossier, met inbegrip van “de stukken, en ook de verslagen van de eventuele verhoren, die geleid hebben tot de conclusies van het tuchtverslag”, zoals bepaald in artikel 6 van het tuchtprocedurebesluit van 20 juli 2018. De betrokkene en zijn eventuele raadslieden kunnen zich met volledige kennis van zaken voorbereiden op de hoorzitting. Die hoorzitting vindt nadien plaats, als de tuchtoverheid na de bestudering van het tuchtdossier en van het tuchtverslag van de tuchtonderzoeker heeft beslist om niet af te zien van verdere vervolging.