Kunnen de besturen een vergoeding voor telewerk invoeren?

Sinds de gezondheidscrisis zet onze maatschappij volop in op telewerk en thuiswerk.  

Veel lokale en provinciale besturen kregen voor de 1ste keer op grote schaal te maken met die werkvorm. Plaatsonafhankelijk werken of hybride werken, een combinatie van telewerk met ‘traditioneel’ bureauwerk, bewees zijn nut en belooft een blijver te worden, ook in de publieke sector.

Telewerk biedt verschillende voordelen:

  • op individueel niveau (een betere werk-privébalans, meer autonomie);
  • op organisatorisch niveau (minder kantoorruimte en minder ziekteverzuim);
  • op maatschappelijk niveau (een verbetering van de mobiliteitsproblematiek).

Hoe kunnen lokale en provinciale besturen telewerk regelen?

In tegenstelling tot de private sector, zijn de lokale en provinciale besturen niet gebonden aan collectieve arbeidsovereenkomsten of wetgeving over structureel en occasioneel telewerk zoals CAO nr. 85 en de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk. Zij kunnen vrij een telewerkkader opstellen naar hun eigen noden dankzij het principe van de lokale autonomie.

Besturen regelen vrij het telewerkkader. Het bevat bijvoorbeeld:

  • de overeengekomen uurregeling en arbeidstijd tijdens het telewerk;
  • afspraken over de frequentie van en de mogelijkheid tot telewerk binnen de functie;
  • afspraken over de bereikbaarheid en onbereikbaarheid van de personeelsleden;
  • afspraken over de noodzakelijke minimumaanwezigheid of -bezetting op de werkplaats van het bestuur;
  • afspraken over het opschorten of stopzetten van telewerk;
  • afspraken over het ter beschikking stellen van het nodige materiaal voor de normale uitoefening van de functie;

Het telewerkkader moet wel de vergoeding van de kosten verbonden aan het telewerk regelen voor contractuele personeelsleden.

Hebben de besturen geen vergoeding geregeld dan was tot 30 mei 2022 een forfaitair bedrag van 10% van het loon verschuldigd, tenzij het contractuele personeelslid met verantwoordingsstukken aantoont dat de werkelijke kosten hoger liggen dan 10% van het loon (art. 119.6 van de Arbeidsovereenkomstenwet). 

Vanaf 1 juni 2022 dooft de bovenstaande regeling uit. Deze vergoeding voor bureaukosten van telewerkers kan dan enkel nog verder toegekend worden aan de werknemers aan wie ze reeds vóór deze datum werd toegekend, en voor zover het aandeel telewerk niet groter wordt.

 

Op basis van de eigen noden kan het bestuur het kader aanpassen en in het arbeidsreglement, de rechtspositieregeling of een apart reglement opnemen. Hoewel het opstellen van een telewerkkader voor de lokale en provinciale besturen niet verplicht is, kan het evenwel bijdragen tot rechtszekerheid voor de besturen en hun personeelsleden. Het kan ook zorgen voor een gelijke behandeling van de statutaire en contractuele personeelsleden.

Wanneer een lokaal of provinciaal bestuur zou beslissen om een telewerkkader op te stellen, dan moet het bestuur wel rekening houden met de hogere regelgeving en de dwingende bepalingen respecteren:

  • artikel 132 van het rechtspositiebesluit van 7 december 2007 over de vergoeding van effectief gemaakte, bewezen en noodzakelijke kosten;
  • de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de Welzijnscodex van 28 april 2017 die een kader bieden over hoe om te gaan met veiligheid, ergonomie en welzijn op de telewerkplek;
  • voor contractanten: de Arbeidsovereenkomstenwet (onder andere artikel 119.3 over het ter beschikking stellen van het nodige telewerk- of thuiswerkmateriaal);
  • de bestaande wettelijke rechten en plichten: zo moeten telewerkers dezelfde (collectieve) rechten blijven genieten als het personeel in gelijkaardige functies die wel op de werkplek werken (met inbegrip van artikel 7 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971);
  • het vrijwillige karakter van telewerk.

 

Ontdek verder nog hoe de stad Roeselare werkt aan een gedragen telewerkkader.