Kan het bestuur beslissen tot preventieve schorsing als het betrokken personeelslid zonder verontschuldiging niet opdaagt op de hoorzitting?

Een personeelslid heeft het recht om gehoord te worden alvorens een preventieve schorsing kan worden uitgesproken. Een personeelslid dat op reguliere wijze werd uitgenodigd voor de hoorzitting, kan zelf bepalen of het effectief ingaat op die uitnodiging, zich door een raadsman laat vertegenwoordigen, of helemaal niet verschijnt.

De betrokkene kan eventueel ook uitstel van de hoorzitting krijgen als hij daarom op gemotiveerde wijze verzoekt (zie artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 houdende vaststelling van de tuchtprocedure). Het komt de tuchtoverheid toe te beoordelen of de ingeroepen motieven voor uitstel afdoende zijn. Zo zal ziekte wellicht in vele gevallen een afdoende reden zijn om niet persoonlijk aanwezig te zijn, maar het is geen ambtshalve rechtvaardigingsgrond. De mogelijkheid om zich te laten vertegenwoordigen bestaat in dat geval immers ook nog.

Als het personeelslid geen gemotiveerde vraag heeft ingediend om de oorspronkelijk geplande hoorzitting uit te stellen, dan heeft het bestuur de procedure op het gebied van de hoorplicht nageleefd, en bestaat er op basis van de regelgeving geen verdere verplichting tot nieuwe hoorzittingen alvorens een (eerste) preventieve schorsing kan worden uitgesproken. Datzelfde is van toepassing in het geval van een tweede procedure, uiteraard op dezelfde wijze.

Een personeelslid krijgt dus de mogelijkheid om gehoord te worden of zich te laten vertegenwoordigen door een raadsman. Het kan tot geen van beide gedwongen worden. Als het betrokken personeelslid geen gebruik maakt van een van beide mogelijkheden, dan betekent dat, zoals hierboven uiteengezet, zeker niet automatisch dat het recht heeft op uitstel. Een beslissing tot preventieve schorsing is dan niet uitgesloten.