Hoe kunnen OCMW's in het kader van de Oekraïnecrisis meer maatschappelijk werkers aantrekken?

1. De OCMW's kunnen daarvoor personen inschakelen die de pensioenleeftijd al bereikt hebben. Ook na de pensioenleeftijd kan men nog bij een lokale overheid aan de slag blijven of opnieuw aan de slag gaan: 

  • Het personeelslid blijft verder statutair in dienst met toepassing van artikel 106, §2 van het BVR RPR G dat het volgende bepaalt: 

“De volgende zaken geven aanleiding tot de definitieve ambtsneerlegging van het vast aangestelde statutaire personeelslid: 

(… )

3° de pensionering ingevolge de toepassing van de pensioenwetgeving;  

4° het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. 

In afwijking van het eerste lid, 4°, kan de aanstellende overheid het vast aangestelde statutaire personeelslid na het bereiken van de leeftijdsgrens van 65 jaar in dienst houden. Het statutaire dienstverband wordt verlengd op verzoek van de aanstellende overheid of op verzoek van het personeelslid. In het eerste geval is de uitdrukkelijke instemming van het personeelslid vereist. In het tweede geval is de uitdrukkelijke instemming van de aanstellende overheid vereist. In beide gevallen verleent de aanstellende overheid de verlenging voor een periode van hoogstens één jaar, telkens verlengbaar met hoogstens één jaar. Het betrokken personeelslid behoudt gedurende de volledige periode van de verlenging de hoedanigheid van vast aangesteld statutair personeelslid.” 

  • Het personeelslid wordt na pensionering terug in dienst genomen in contractueel verband. 

Het bestuur dient dan de bepalingen uit de plaatselijke rechtspositieregeling na te leven zoals die van toepassing zijn op een aanstelling in een contractuele betrekking. Er moet dus een contractuele vacature zijn en betrokkene zal aan een aanwervingsprocedure moeten deelnemen.  

2. Er kan bij aanwerving ook flexibel worden omgesprongen met de arbeidsvoorwaarden. Er kan een onderscheid worden gemaakt naar taakstelling, zeker als de maatschappelijk werker geen taken dient uit te voeren in het kader van sociaal onderzoek.   

Wanneer een OCMW een personeelslid in dienst wenst te nemen om het sociaal onderzoek te voeren, zoals bepaald in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (RMI-wet), dan gaat het over de ‘maatschappelijk werker in strikte zin’, zoals ook vermeld in artikel 183 DLB. Hiervoor gelden de diplomavereisten. Wanneer een bestuur een ‘maatschappelijk assistent’ wil aanwerven, dan komt enkel het diploma van ‘professionele bachelor in het sociaal werk’ in aanmerking. 

Voor de aanwerving van een personeelslid dat belast zal worden met andere taken in het domein van het maatschappelijk werk, zijn er in principe geen diplomavereisten. Bijgevolg kunnen besturen ook personeelsleden aanwerven met ruimere diplomavereisten, op voorwaarde dat deze mensen géén sociaal onderzoek doen.  

Aangezien de titel van ‘maatschappelijk assistent’ beschermd is, is het wel aangewezen het maatschappelijk werk in de eerste plaats voor te behouden aan mensen die ervoor opgeleid zijn (maatschappelijk assistenten). Gezien het echter over een knelpuntberoep gaat, is dit niet altijd mogelijk en kunnen ook personeelsleden met andere diploma’s taken verrichten die zich in het gebied van het maatschappelijk werk bevinden. 

Het is  aangewezen om een duidelijk deontologisch kader voor deze personeelsleden op te stellen. 

3. Artikel 45, 3e lid van het BVR RPR OCMW van 12 november 2010 biedt ook de mogelijkheid om af te wijken van de aanwervingsprocedure en de selectieprocedure voor de toegang tot contractuele betrekkingen waarvan de tewerkstellingsduur tot maximaal een of twee jaar beperkt is.  

De OCMW-raden bepalen zelf hoe ze aan dit artikel 45 invulling geven. Ze zijn daarbij dus niet gebonden aan de keuzes ter zake in de plaatselijke rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel. In het Verslag aan de regering werd er reeds op gewezen dat voor de dringende vervanging van onder meer maatschappelijk werkers de gewone regeling een probleem kan vormen en dat daardoor de autonome ruimte voor de OCMW’s gerechtvaardigd is. 

4. Een herschikking van het takenpakket binnen de OCMW’s zodat de maatschappelijk werkers in strikte zin zich enkel nog moeten bezig houden met het sociaal onderzoek. Andere taken kunnen doorgegeven worden aan andere personeelsleden zoals administratief medewerkers. 

5. Ook de inzet van vrijwilligers is een mogelijkheid. Zij kunnen uiteraard geen sociaal onderzoek verrichten, maar wel bepaalde administratieve, logistieke of begeleidende taken opnemen.