Geldt de regeling van de contractuele personeelsleden over de opzeggingstermijn ook bij vrijwillig ontslag van statutaire personeelsleden?

Situering:  BVR van 7/12/2007 art 107

Het is de uitdrukkelijke bedoeling van artikel 107, derde lid, BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 dat de datum van definitief vertrek uit de dienst bij een vrijwillig ontslag van het statutaire personeelslid, geregeld wordt in onderling akkoord tussen het betrokken personeelslid en het bestuur.

Het verslag aan de Vlaamse Regering bij bovengenoemd besluit vermeldt daarover het volgende: "Aan die regeling wordt de voorkeur gegeven boven dwangmatige bepalingen over opzeggingstermijnen die het statutaire personeelslid eenvoudigweg kan negeren door afwezig te blijven of die zinledig worden bij een statutaire aanstelling bij een andere overheid. De regeling biedt de meeste garanties voor een afspraak die op een redelijke wijze met de belangen en de concrete omstandigheden van beide partijen rekening houdt. Er wordt van beide partijen verwacht dat ze daarvoor oog hebben. Er wordt ook van beide partijen verwacht dat ze zich aan die afspraak houden. "

Als het bestuur via de plaatselijke rechtspositieregeling toch een minimumtermijn vaststelt, dan is dat een eenzijdige regeling en dat is strijdig met artikel 107.