Is een afwijking op de 60%-regel voor het wachtgeld in geval van disponibiliteit mogelijk?
Op dit ogenblik staat er in ons statuut een afwijking op de 60%-regel voor het wachtgeld in geval van disponibiliteit wegens ziekte. Indien de kwaal waaraan het personeelslid lijdt door de AGD (= nu Medex) als een ernstige of langdurige ziekte wordt erkend, ontvangt het personeelslid zijn laatste activiteitswedde aan 100%.
Momenteel hebben wij een personeelslid in deze situatie.
Mag de raad deze afwijking verder vaststellen in de nieuwe RPR?
Indien niet, moeten wij deze situatie dan opnemen in de overgangsmaatregelen?
- BVR van 7 december 2007 - art. 197
Conform art. 197, § 1 BVR RPR wordt het wachtgeld vastgesteld op 60% van het laatste activiteitssalaris en de fictieve ontwikkeling daarvan. § 2 van hetzelfde artikel voorziet ook een minimum. Het besluit voorziet nergens dat aan 100% mag blijven doorbetaald worden.
Wel wordt er in art. 232, 2° lid BVR RPR een overgangsmaatregel op persoonlijke titel voorzien. Hierdoor kan een statutair personeelslid dat in disponibiliteit is op de datum van de plaatselijke uitvoering van het besluit en dat een regeling voor het wachtgeld geniet die gunstiger is dan de regeling die ze zouden krijgen met toepassing van het besluit, voor de verdere duur van de lopende periode van disponibiliteit deze gunstigere regeling behouden.