Moet voor elke wijziging aan de planning van investeringen het meerjarenplan worden gewijzigd?

Het reglement (art. 13) bepaalt wanneer een wijziging van het meerjarenplan moet worden doorgevoerd. Dat is als de exploitatietoelage wordt verhoogd, als het totaal van de uitgaven van één van de hoofdfuncties van de investeringen wordt vermeerderd, als de financieringswijze van een investering definitief wordt gewijzigd of als de afspraken worden veranderd. De logica hiervan is dat telkens wanneer er een bijkomende financiële inspanning wordt gevraagd van het gemeente- of provinciebestuur, er een nieuw overleg wordt gevoerd en het meerjarenplan wordt gewijzigd.

Wijzigingen aan de planning van de investeringen zullen dus niet automatisch aanleiding geven tot een wijziging van het meerjarenplan. Zolang het totaal van de uitgaven van een hoofdfunctie niet wordt vermeerderd en er geen sprake is van een definitieve wijziging van de financieringswijze, hoeft het meerjarenplan niet te worden gewijzigd. In die gevallen zal een budgetwijziging volstaan.

Dat geldt ook in de volgende gevallen, waarbij er wel sprake is van een vermeerdering van het totaal van de uitgaven van één van de hoofdfuncties van de investeringen, maar toch geen wijziging van het meerjarenplan noodzakelijk is:

  • als die vermeerdering enkel het gevolg is van een verdiscontering, een terugbetaling van een renteloos thesaurievoorschot of een herbelegging van extra investeringsontvangsten (art. 13, derde lid);
  • als die vermeerdering enkel het gevolg is van een verschuiving van een investering van één jaar naar het daaropvolgende jaar van het meerjarenplan (art. 14, eerste lid).

Zie ook schema planningswijziging.

Meer informatie