Mag de subsidie van VIPA meegeteld worden voor de berekening van de netto periodieke leningsuitgaven?

Vroeger betaalde het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) het totale subsidiebedrag in één keer uit. De investeringssubsidie kon zo rechtstreeks gebruikt worden voor de (gedeeltelijke) financiering van de uitgevoerde investering.

Daarna spreidde VIPA het recht en de betaling van het totale toegekende subsidiebedrag over verschillende jaren. Dat had tot gevolg dat het bestuur de gesubsidieerde investering in de praktijk voor het grootste gedeelte moest pre-financieren, ook voor het gesubsidieerde gedeelte. Vaak moest het bestuur daar een lening voor aangaan. Bij de bepaling van het bedrag van de jaarlijkse gebruikstoelage hield VIPA ook rekening met het feit dat het bestuur een beroep moest doen op externe financiering en met de kostprijs die daaraan verbonden was.

Die jaarlijkse gebruikstoelage van VIPA is in die situatie in feite dan ook te beschouwen als een subsidie voor de terugbetaling van de leningslast die volgt uit de prefinanciering. Dat jaarlijkse subsidiebedrag wordt dan ook meegeteld voor de berekening van de netto periodieke leningsuitgaven door in het schema M2 (de staat van het financieel evenwicht) het bedrag van de jaarlijkse gebruikstoelage in mindering te brengen van de netto aflossingen van de schulden (Autofinancieringsmarge - rubriek II). In de boekhouding wordt dat verwerkt als een subsidie in de vorm van een terugbetaling van leningslasten (zie boekhoudfiche 6402).