Raad van State - Arrest nr. 251.726 van 1 oktober 2021 - Beroep tot nietigverklaring

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
251.726
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
vrijdag 1 oktober 2021
Samenvatting

 

Er is terecht geen betwisting over dat het bestreden vernietigingsbesluit niet binnen de voorgeschreven termijn voor de uitoefening van het algemeen bestuurlijk toezicht naar verzoekster is verstuurd. Er volgt uit dat het vernietigingsbesluit geen uitwerking kan krijgen en materiële rechtskracht ontbeert. Een dergelijk vernietigingsbesluit is in principe geen voor vernietiging vatbare rechtshandeling, zodat het voorliggende beroep als onontvankelijk ratione materiae wordt verworpen.

Volledigheidshalve wijst de Raad van State er wel op dat ook een verwerpingsarrest gezag van gewijsde heeft, tussen de partijen. Dit gezag van gewijsde strekt zich uit tot de onverbrekelijk met het dictum verbonden motieven. Aldus zal het gezag van gewijsde te dezen verbieden dat de verwerende partij, in strijd met de vaststellingen gedaan in de verwerpingsgrond, op enigerlei wijze steun zoekt in het bestreden vernietigingsbesluit om zich te verzetten tegen de uitvoering van de gemeenteraadsbeslissing van 31 juli 2018.

Tekst arrest

 

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

ARREST

nr. 251.726 van 1 oktober 2021
in de zaak A. 227.137/X-17.411

In zake : de STAD HERENTALS
woonplaats kiezend te 2200 Herentals
Augustijnenlaan 30

tegen :

het VLAAMSE GEWEST
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Tom De Sutter
kantoor houdend te 9000 Gent
Koning Albertlaan 128
bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij:

Tanja MATTHEUS
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Alexander De Becker
kantoor houdend te 1170 Brussel
Vorstlaan 90
bij wie woonplaats wordt gekozen

I. Voorwerp van het beroep

1. Het beroep, ingesteld op 28 december 2018, strekt tot de nietigverklaring van “[h]et besluit van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding van 6 november 2018 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 31 juli 2018 waarin mevrouw Tanja Mattheus wordt aangesteld als adjunct algemeen directeur in statutair mandaat, wordt vernietigd”.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

Tanja Mattheus heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 5 februari 2019 . De tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

Eerste auditeur Iris Verheven heeft een verslag opgesteld.

De verzoekende partij, de tussenkomende partij en de verwerende partij hebben een laatste memorie ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021.

Kamervoorzitter Johan Lust heeft verslag uitgebracht.

Bestuurssecretaris-jurist Peter Van de Perre, die verschijnt voor de verzoekende partij, advocaat Angelique Van de Meirssche, die loco advocaat Tom De Sutter verschijnt voor de verwerende partij en advocaat Mattijs Vanmarcke, die loco advocaat Alexander De Becker verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeur Sofie De Doncker heeft een met dit arrest, behoudens wat de kosten betreft, eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (hierna : RVS-wet).

III. Feiten

3. Tania Mattheus is sinds 1 september 2012 in dienst van de stad Herentals als stadssecretaris in een contractueel mandaat. De gemeenteraad stelt haar bij beslissing van 31 juli 2018 vanaf die dag aan als adjunct-algemeendirecteur in een statutair mandaat.

De gemeenteraadsbeslissing wordt op 6 september 2018 in haar uitvoering geschorst door de gouverneur van de provincie Antwerpen.

Na ontvangst van het rechtvaardigingsbesluit van de gemeenteraad, vernietigt de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding de gemeenteraadsbeslissing van 31 juli 2018 bij besluit van 6 november 2018, dat zij op 7 november 2018 naar verzoekster stuurt.

IV. Ontvankelijkheid

4. Volgens verzoekster en de tussenkomende partij is het bestreden besluit te laat, waardoor de schorsing van de gemeenteraadsbeslissing van 31 juli 2018 vervalt en deze gemeenteraadsbeslissing “in al [haar] rechtskracht herleeft”.
De verwerende partij geeft toe dat zij het vernietigingsbesluit niet tijdig heeft genomen en verzonden.

5. Er is terecht geen betwisting over dat het bestreden vernietigingsbesluit niet binnen de voorgeschreven termijn voor de uitoefening van het algemeen bestuurlijk toezicht naar verzoekster is verstuurd. Er volgt uit dat het vernietigingsbesluit geen uitwerking kan krijgen en materiële rechtskracht ontbeert.

6. Een dergelijk vernietigingsbesluit is in principe geen voor vernietiging vatbare rechtshandeling, zodat het voorliggende beroep als onontvankelijk ratione materiae wordt verworpen.

Volledigheidshalve wijst de Raad van State er wel op dat ook een verwerpingsarrest gezag van gewijsde heeft, tussen de partijen. Dit gezag van gewijsde strekt zich uit tot de onverbrekelijk met het dictum verbonden motieven. Aldus zal het gezag van gewijsde te dezen verbieden dat de verwerende partij, in strijd met de vaststellingen gedaan in de verwerpingsgrond, op enigerlei wijze steun zoekt in het bestreden vernietigingsbesluit om zich te verzetten tegen de uitvoering van de gemeenteraadsbeslissing van 31 juli 2018.

V. Kosten

7. Het past, gelet op de concrete omstandigheden van de zaak, om de kosten van het beroep ten laste van de verwerende partij te leggen.

Noch verzoekster noch de tussenkomende partij komen in aanmerking voor een rechtsplegingsvergoeding. Voor verzoekster is geen advocaat opgetreden, terwijl de rechtsplegingsvergoeding overeenkomstig artikel 30/1, § 1, eerste lid, RVS-wet, een forfaitaire tegemoetkoming is in de kosten en honoraria van de advocaat, en de tussenkomende partij kan gelet artikel 30/1, § 2, laatste lid, RVS-wet, geen rechtsplegingsvergoeding genieten.

 

BESLISSING

1. De Raad van State verwerpt het beroep.

2. De Raad van State verwijst de verwerende partij in de kosten van het beroep, begroot op het rolrecht van 200 euro en een bijdrage van 20 euro.

De tussenkomende partij wordt verwezen in de kosten van de tussenkomst, begroot op een rolrecht van 150 euro.

 

Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van een oktober tweeduizend eenentwintig, door de Raad van State, Xe kamer, samengesteld uit:

Johan Lust, kamervoorzitter,
Jan Clement, staatsraad,
Stephan De Taeye, staatsraad,
bijgestaan door
Frank Bontinck, griffier.
De griffier De voorzitter
Frank Bontinck Johan Lust