Raad van State - Arrest nr. 251.716 van 1 oktober 2021 - Vordering tot schorsing - Onteigening

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
251.716
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
vrijdag 1 oktober 2021
Samenvatting

 

De Raad van State verwerpt de vordering omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van de urgentie.
 
De Raad van State wijst erop dat het de verzoekende partij is die dergelijke procedure aanhangig maakt, om de urgentie aan de hand van concrete feiten aan te tonen in het kader van haar verzoekschrift.
 
De Raad van State stelt vast dat het uiteengezet nadeel, pas kan ingaan wanneer dat de verzoekende partij uit haar eigendom zal worden ontzet wanneer de Vrederechter de onteigening zal hebben toegestaan.
 
Aangezien dergelijk besluit slechts kan worden genomen wanneer de Vrederechter de externe en de interne wettigheid heeft getoetst, kan de verzoekende partij geen belang aanwenden om zich tot de Raad van State te wenden.
 
Beide gerechtelijke controles worden evenwaardig geacht.
 
De vordering wordt derhalve afgewezen.
 
Er wordt geen uitspraak gedaan over de kosten aangezien dit slechts kan in het kader van de procedure ten gronde.

 

Tekst arrest

 

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE Xe KAMER

ARREST

nr. 251.716 van 1 oktober 2021
in de zaak A. 233.880/X-17.954

In zake: de BVBA FREEWAY
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Gerald Kindermans
kantoor houdend te 3870 Heers
Steenweg 161
bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

1. het VLAAMSE GEWEST
2. de PROVINCIALE ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ
LIMBURG
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaten Koen Geelen, Wouter Moonen en Nick Parthoens
kantoor houdend te 3500 Hasselt
Gouverneur Roppesingel 131
bij wie woonplaats wordt gekozen

I. Voorwerp van de vordering

1. De vordering, ingesteld op 3 juni 2021, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van het ministerieel besluit van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen van 26 januari 2021 houdende de machtiging verleend aan de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) Limburg voor de onteigening van onroerende goederen gelegen te Maasmechelen met het oog op de realisatie van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen’.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een nota ingediend.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een verslag opgesteld.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 17 september 2021.

Staatsraad Stephan De Taeye heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Gerald Kindermans, die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Nick Parthoens, die verschijnt voor de verwerende partijen, zijn gehoord.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3.1. De verzoekende partij is eigenaar van een bedrijfsgebouw, gelegen aan de Rijksweg 554 te Maasmechelen, aldaar kadastraal bekend als afdeling 2, sectie C, nummer 35/k.

3.2. Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen’ (hierna: het PRUP), met bijhorende onteigeningsplannen, wordt op 21 november 2012 definitief goedgekeurd.

Het PRUP duidt de POM Limburg aan als onteigenende instantie voor het onteigeningsplan van deelplan 2, waarbinnen het perceel van de verzoekende partij zich situeert. De geplande onteigening kadert in de realisatie van industriegronden.

3.3. Met het bestreden besluit wordt aan de POM Limburg machtiging verleend voor de onteigening van onroerende goederen gelegen te Maasmechelen, waaronder het onder randnummer 3.1 vermelde perceel van de verzoekende partij, met het oog op de realisatie van het PRUP.

IV. Schorsingsvoorwaarden

4. Krachtens artikel 17, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan de schorsing van de tenuitvoerlegging slechts worden bevolen onder de dubbele voorwaarde dat de zaak te spoedeisend is voor een behandeling ervan in een beroep tot nietigverklaring en indien minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de nietigverklaring van de akte of het reglement prima facie kan verantwoorden.

V. Spoedeisendheid

De aangevoerde spoedeisendheid

5. De verzoekende partij voert, wat de spoedeisendheid van haar vordering betreft, aan dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing geschorst dient te worden “gezien dat de onteigening tot gevolg zou hebben dat het gebouw van verzoekster wordt vernietigd en de activiteiten dienen te worden stop gezet”. Wanneer de bestreden beslissing niet geschorst zou worden en de onteigeningsprocedure zou worden voortgezet, “zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de activiteiten van verzoekster niet meer zouden kunnen hervat worden, gezien de onteigening inhoudt dat het gebouw wordt afgebroken en de activiteiten stop gezet moeten worden”. De tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zou ervoor zorgen “dat de herneming van de activiteiten van verzoekster onherroepelijk onmogelijk [is]”.

Beoordeling

6.1. Het komt er voor een verzoekende partij die beweert dat de zaak te spoedeisend is om de uitkomst van het annulatieberoep te kunnen afwachten, op aan om van die urgentie te overtuigen aan de hand van de concrete feiten die zij in haar vordering aanvoert. Dit houdt in dat het aan de verzoekende partij toekomt aan de eigen zaak, specifieke gegevens bij te brengen die in concreto aantonen dat de zaak spoedeisend is, gelet op de nadelige gevolgen die een tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voor haar persoonlijk veroorzaken.

Er kan alleen rekening worden gehouden met hetgeen over de spoedeisendheid in het verzoekschrift of de daarbij gevoegde stukken wordt uiteengezet en gestaafd.

6.2. De verzoekende partij gaat er in haar uiteenzetting aan voorbij dat zij pas uit haar eigendom zal worden ontzet wanneer de vrederechter de onteigening zal hebben toegestaan. Die onteigening kan door de vrederechter slechts worden uitgesproken nadat hij het onteigeningsbesluit op zowel zijn externe als zijn interne wettigheid heeft getoetst. Deze wettigheidscontrole is door het Grondwettelijk Hof evenwaardig bevonden aan de controle waartoe de Raad van State kan overgaan. De verzoekende partij zal dus haar wettigheidsbezwaren kunnen doen gelden voor de vrederechter, die er uitspraak over zal moeten doen en, als hij ze gegrond bevindt, het verlies van hun eigendom zal afwenden.

Een effectieve tenuitvoerlegging van de onteigening van verzoeksters perceel, met ontzetting uit haar eigendom en de gebeurlijke afbraak van haar bedrijfsgebouw, kan derhalve slechts plaatsvinden nadat de vrederechter zich over de vraag tot onteigening van haar perceel heeft uitgesproken.

6.3. De verzoekende partij toont gezien het voormelde de spoedeisendheid van haar vordering niet aan.

VI. Besluit

7. Er is niet voldaan aan ten minste één van de voorwaarden gesteld in artikel 17, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State die cumulatief vervuld moeten zijn wil een vordering tot schorsing worden toegewezen.

 

BESLISSING

De Raad van State verwerpt de vordering.

 

Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van een oktober tweeduizend eenentwintig, door de Raad van State, Xe kamer, samengesteld uit:

Stephan De Taeye, kamervoorzitter,
staatsraad, waarnemend voorzitter,
bijgestaan door
Frank Bontinck, griffier.
De griffier De voorzitter