Raad van State - Arrest nr. 249.432 van 8 januari 2021 - Onteigening

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
249.432
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
vrijdag 8 januari 2021
Samenvatting
 
Gelet op artikel 50 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, is de vrederechter bevoegd om uitspraak te doen over de wettigheid van de onteigening, en bijgevolg om de voor de onteigening vereiste besluiten van de onteigenende overheid op zowel hun interne als op hun externe wettigheid te toetsen.
 
Die bevoegdheid van de gewone rechter sluit de bevoegdheid van de Raad van State uit om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van deze handelingen.
 
Naar blijkt, is verzoekster, eigenaar van te onteigenen percelen, met het oog op de onteigening op 13 mei 2020 gedagvaard om te verschijnen voor het vredegerecht te Genk.
 
Uit een en ander volgt dat er reden is om het voorliggende beroep te verwerpen en de kosten ten laste te leggen van de verwerende partijen.
Tekst arrest
 
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
 
VOORZITTER VAN DE Xe KAMER
 
ARREST
 
nr. 249.432 van 8 januari 2021
in de zaak A. 227.297/X-17.432
 
In zake: Meyrem CAN
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Nathalie GOOSSENS
kantoor houdend te 2000 Antwerpen
Stoopstraat 1, bus 9
bij wie woonplaats wordt gekozen
 
tegen:
 
1. het VLAAMSE GEWEST
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaten Koen Geelen, Wouter Moonen en
Nick Parthoens
kantoor houdend te 3500 Hasselt
Gouverneur Roppesingel 131
bij wie woonplaats wordt gekozen
2. de STAD GENK
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Wim Mertens
kantoor houdend te 3580 Beringen
Paalsesteenweg 81
 
I. Voorwerp van het beroep
 
1. Het beroep, ingesteld op 26 januari 2019, strekt tot de nietigverklaring van:
“a) het Ministerieel Besluit houdende de machtiging tot onteigeningv erleend aan de Stad Genk voor de onroerende goederen gelegen in Genk ter realisatie van de André Dumontlaan fase 1 - 2, genomen door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke kansen en Armoedebestrijding, op datum van 12 september 2018.
b) [h]et [b]esluit van 23 november 2017 van de gemeenteraad van de stad Genk houdende definitieve vaststelling van het Onteigeningsplan ‘André Dumontlaan fase 1 - 2’
c) [h]et [b]esluit van 27 april 2017 van de gemeenteraad van de stad Genk houdende voorlopige vaststelling van het Onteigeningsplan ‘André Dumontlaan fase 1 - 2’.”
 
II. Verloop van de rechtspleging
 
2. De verwerende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend en verzoekster heeft een memorie van wederantwoord ingediend.
 
Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een verslag opgesteld overeenkomstig artikel 93, eerste lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 ‘tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’.
 
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 27 november 2020.
 
Kamervoorzitter Johan Lust heeft verslag uitgebracht.
 
Advocaat Camille Richelle, die loco advocaat Nathalie Goossens verschijnt voor verzoekster, is gehoord.
 
Eerste auditeur-afdelingshoofd Ann Van Mingeroet heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
 
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
 
III. Kortedebattenprocedure – Rechtsmacht
 
3. Gelet op artikel 50 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, is de vrederechter bevoegd om uitspraak te doen over de wettigheid van de onteigening, en bijgevolg om de voor de onteigening vereiste besluiten van de onteigenende overheid op zowel hun interne als op hun externe wettigheid te toetsen.
 
Die bevoegdheid van de gewone rechter sluit de bevoegdheid van de Raad van State uit om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van deze handelingen.
 
4. Naar blijkt, is verzoekster, eigenaar van te onteigenen percelen, met het oog op de onteigening op 13 mei 2020 gedagvaard om te verschijnen voor het vredegerecht te Genk.
 
5. Uit een en ander volgt dat er reden is om het voorliggende beroep te verwerpen en de kosten ten laste te leggen van de verwerende partijen.
Die kosten omvatten een rechtsplegingsvergoeding ten belope van het basisbedrag. Weliswaar vraagt de tweede verwerende partij het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding te verminderen tot het minimum, maar zij reikt daartoe geen enkel element aan.
 
 
BESLISSING
 
1. De Raad van State verwerpt het beroep.
 
2. De verwerende partijen worden elk voor de helft verwezen in de kosten van het beroep tot nietigverklaring, begroot op een rolrecht van 200 euro, een bijdrage van 20 euro en een rechtsplegingsvergoeding van 700 euro, die
verschuldigd is aan verzoekster.
 
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van acht januari tweeduizend eenentwintig, door de Raad van State, Xe kamer, samengesteld uit:
 
Johan Lust, kamervoorzitter
bijgestaan door
Silvan De Clercq, griffier.