Raad van State - Arrest nr. 247.064 van 14 februari 2020 - Beroep tot nietigverklaring - Tuchtprocedure

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
247.064
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
vrijdag 14 februari 2020
Samenvatting

-

Tekst arrest
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
 
VOORZITTER VAN DE Xe KAMER
 
ARREST
 
nr. 247.064 van 14 februari 2020
in de zaak A.228.243/X-17.516
 
In zake: 
 
XXX
bijgestaan en vertegenwoordigd door
advocaat Pascal Lahousse
kantoor houdend te 2800 Mechelen
Leopoldstraat 64
bij wie woonplaats wordt gekozen
 
tegen:
 
het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door:
1. de Vlaamse regering
2. de beroepscommissie voor tuchtzaken
bijgestaan en vertegenwoordigd door 
advocaat bart Staelens
kantoor houdend te 8000 Brugge
Gerard Davidstraat 46/1
bij wie woonplaats wordt gekozen
 
Tussenkomende partij:
 
de STAD WERVIK
bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Dirk Van Heuven en Astrid Versmissen
kantoor houdend te 8500 Kortijk 
Beneluxpark 27B
bij wie woonplaats wordt gekozen
 
I. Voorwerp van het beroep
 
1. Het beroep, ingesteld op 27 mei 2019, strekt tot de nietigverklaring van de beslissing van de beroepscommissie voor tuchtzaken van 8 mei 2019 om de beslissing van 5 mei 2015 waarbij de gemeenteraad van de stad Wervik aan XXX de tuchtsanctie van het ambtshalve ontslag oplegt, niet te vernietigen.
 
II. Verloop van de rechtspleging
 
2. Bij arrest nr. 245.597 van 1 oktober 2019 is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing ingewilligd.
 
Het genoemde arrest is op 4 oktober 2019 aan de verwerende partij en de tussenkomende partij ter kennis gebracht.
 
Op respectievelijk 14 en 12 november 2019 heeft de hoofdgriffier, op verzoek van het aangewezen lid van het auditoraat, aan de verzoekende partij en de verwerende partij en de tussenkomende partij de mededeling ter kennis gebracht, bedoeld in artikel 11/2, § 1, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 'tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State' (hierna: algemeen procedurereglement).
 
De verzoekende partij heeft gevraagd om te worden gehoord.
 
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 24 januari 2020.
 
Kamervoorzitter Johan Lust heeft verslag uitgebracht.
 
Advocaat Pascal Lahousse, die verschijnt voor verzoeker, en advocaat Veerle Huysman, die loco advocaat Bart Staelens verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.
 
Eerste auditeur Pierrot T'Kindt heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
 
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (hierna: Raad van State-wet).
 
III. Beroordeling
 
3. Gelet op artikel 17, § 6, van de Raad van State-wet en artikel 11/2, § 1, van het algemeen procedurereglement kan de beslissing waarvan de schorsing gevorderd wordt volgens een versnelde rechtspleging nietig worden verklaard indien de verwerende partij of degene die belang heeft bij de beslechting van het geschil, geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging indient binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de kennisgeving van het arrest waarbij de schorsing aanbevolen wordt.
 
4. Noch de verwerende partij, noch de tussenkomende partij hebben een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging ingediend.
 
Naar blijkt, heeft de verwerende de uitnodiging, zo al niet aansporing, in het schorsingsarrest om de geschorste beslissing te heroverwegen en ze eventueel in te trekken, ter harte genomen. De geschorste beslissing is door de beroepscommissie voor tuchtzaken op 25 oktober 2019 ingetrokken.
 
5. In de gegeven omstandigheden ziet de Raad van State geen reden om, gebruik makend van de bevoegdheidstoewijzing in artikel 17, § 6, van de Raad van State-wet en in artikel 11/2 van het algemeen procedurereglement, de bestreden belissing nog nietig te verklaren via een versnelde rechtspleging. Overigens ziet ook verzoeker, ter terechtzitting, geen reden daartoe.
 
6. In de plaats wordt vastgesteld dat het beroep tot nietigverklaring ten gevolge van de intrekking "doelloos" is geworden. Verzoekster is daarbij als de in het gelijk gestelde partij te beschouwen, met dien verstande dat haar, vanwege artikel 67, § 2, laatste lid, van het algemeen procedurereglement, geen verhoging van de rechtsplegingsvergoeding verschuldigd is.
 
7. Door de intrekking van de bestreden beslissing heeft de opgelegde schorsing opgehouden uitwerking te hebben. Een opheffing van de schorsing overeenkomstig artikel 17, § 10, van de Raad van State-wet is hierdoor niet meer nodig.
 
BESLISSING
 
1. De raad van State verwerpt het beroep.
 
2. De verwerende partij wordt verwezen in de kosten van de vordering tot schorsing, begroot op een rolrechts van 200 euro, een bijdrage van 20 euro en op een rechtsplegingsvergoeding van 700 euro die verschuldigd is aan de verzoekende partij.
 
De tussenkomende partij wordt verwezen in de kosten van de tussenkomst, begroot op 150 euro.
 
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van veertien februari tweeduizend twintig, door de Raad van State, Xe kamer, samengesteld uit:
 
Johan Lust, kamervoorzitter,
 
bijgestaan door
 
Frank Bontinck, griffier,
 
De griffier
Frank Bontinck
 
De voorzitter 
Johan Lust