Raad van State - Arrest 245.843 van 22 oktober 2019 - Beroep tot vernietiging - vermindering van subsidie

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
245.843
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
dinsdag 22 oktober 2019
Samenvatting
Het eerste onderdeel van het derde middel waarbij wordt aangevoerd dat de beslissing een sanctie zou zijn die niet mag worden getroffen, wordt ongegrond bevonden.
 
Het bestuur heeft het recht en de zorgvuldigheidsplicht om reeds in de loop van een project waarvoor subsidies zijn toegekend tijdig op te treden, bij te sturen of desnoods het project te laten stopzetten wanneer de begunstigde verzuimt de afgesproken of opgelegde voorwaarden na te leven of de projectsubsidie kennelijk niet anawendt voor de doeleinden waarvoor ze is verleend.
 
Het eerste middel met betrekking tot de schending van artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van de beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen, wordt gegrond bevonden.
Deze bepaling is volgens de Raad van State niet van toepassing omdat de bedoelde subsidie geen gereglementeerde subsidie is, maar een facultatieve subsidie.
Er is bijgevolg geen rechtsgrond voor de beslissingsbevoegdheid van de administrateur-generaal.
 
De Raad van State aanvaardt dat de hoorplicht is nageleefd en de vzw Motief heeft geweigerd zich aan te passen aan de opmerkingen en zelf heeft aangedrongen op een snelle beslissing. In die zin is de hoorplicht nageleefd.
 
De raad van State stelt evenwel vast dat in dit overleg enkel handboek en logo werden besproken. Welke precieze consequenties dit zou hebben voor de voortzetting van het project en de nadere uitbetaling van het saldo van de subsidie is haar niet vooraf met zoveel woorden meegedeeld, noch heeft zij zich daarover in enig overleg nuttig kunnen verdedigen.
 
De schending van de hoorplicht wordt in die mate wel aangenomen.
 
In tegenstelling tot het tweede middel, waarin de vzw Motief de schending van een vormvereiste aanvoert dat van belang kan zijn bij een eventueel hernemen van de proceduren, levert zij in de nog niet besproken onderdelen van het derde middel voornamelijk inhoudelijke kritiek op de thans bestreden beslissing. De Raad van State mag niet vooruitlopen op de eventueel na de nietigverklaring te nemen beslissing door de minister en hij mag zich niet in de plaats van het bestuur stellen.
 
Behalve het eerste onderdeel, blijft het derde middel aldus onbesproken.
 
Uit het voorgaande volgt dat het Agentschap Binnenlands Bestuur nog steeds over de bevoegdheid beschikt om het project stop te zetten en de subsidie te verminderen middels het nemen van een nieuwe beslissing.
 
De overwegingen van het arrest  van de Raad van State noodzaken evenwel tot een ruimere naleving van de hoorplicht en een belsissing van de Vlaams minister.
 
Tekst arrest

-