Raad van State - Arrest 243.838 van 24 mei 2016 - Onteigening
De verzoekende partij licht niet toe waarom de screening niet kon volstaan, of waarom op grond van deze screening zou moeten worden besloten dat er wel aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn en de opmaak van een MER op grond van art. 4.2.3, § 2, DABM zich zou opdringen. Het is in de eerste plaats aan een verzoekende partij om de middelen die ze aanvoert in het inleidend verzoekschrift in een dergelijke mate volledig en begrijpbaar voor te stellen dat het achtereenvolgens de verwerende partijen, het auditoraat en uiteindelijk de RvS mogellijk wordt gemaakt van de precieze strekking van de middelen kennis te nemen. De toelichting in de memorie van wederantwoord komt voor als een late aanvulling van het middel.
De onteigening vloeit voort uit een RUP. Het tijdsverloop tot aan de de goedkeuring van dat RUP is dan ook geen element van beoordeling van de vereiste hoogdringendheid.
-