Grondwettelijk Hof - arrest nr. 9/2020 van 16 januari 2020 - Rolnummers 6999 en 7055 - Beroep tot nietigverklaring - Uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen

Rechtbank/Hof
Grondwettelijk Hof
Arrestnummer
9/2020
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
donderdag 16 januari 2020
Samenvatting
 
Het Hof komt tot de vaststelling dat bepaalde welomschreven rechtspersonen onderworpen worden aan bijkomende verplichtingen en extra controles. Dat er inmiddels wijzigingsbepalingen tot stand zijn gekomen, neemt volgens het Hof niet weg dat er rechtsgevolgen (kunnen) bestaan van vóór de wijziging. Het belang in hoofde van de enige resterende verzoekende partij (de partij die geen afstand heeft gedaan, i.e. de SA INTEGRALE) blijft dan ook aanwezig.
 
Door de verzoekende partij was gevraagd om een aan de Waalse Regering verstrekt juridisch advies te doen neerleggen, waarvan melding was gemaakt in de parlementaire voorbereiding, maar dit verzoek legt het Hof naast zich neer.
 
Vervolgens wordt ingegaan op de definitie van het begrip “maatschappij met significante lokale overheidsparticipatie”, waarvan was voorgehouden dat de definitie an sich bevoegdheidsoverschrijdend zou werken, zowel territoriaal als materieel.
 
Het Hof komt tot de vaststelling van een pertinent aanknopingscriterium, maar ontwaart vervolgens toch een ‘probleem’, gelinkt aan het stelsel van exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling, doordat er twee verschillende en alternatieve aanknopingscriteria bestaan. Het Hof verduidelijkt dat er voorrang moet worden gegeven aan het criterium betreffende het bezit van de meerderheid van het kapitaal van de vennootschap, ten opzichte van het criterium van de benoeming van de meerderheid van de leden van het voornaamste beheersorgaan.
 
Het eerste middel wordt in die mate gegrond bevonden.
 
Vervolgens gaat het Hof in op de bepalingen omtrent het ‘eensluidend advies van de “moeder-intercommunale”, het gewoon administratief toezicht en de mogelijkheid om een bijzondere commissaris toe te wijzen.
 
Hiermee wordt de federale bevoegdheid inzake het vennootschapsrecht geraakt, zodat het Hof nagaat of de impliciete bevoegdheidsleer ex artikel 10 van de  Bijzondere wet tot Hervorming der Instellingen geen soelaas brengt: is de ingreep noodzakelijk voor de uitoefening van de eigen bevoegdheid, leent de aangelegenheid zich tot een gedifferentieerde regeling en is de weerslag op de federale bevoegdheid slechts marginaal?
 
Het Hof oordeelt dat de regeling aanvaardbaar is.
 
Minder tolerant is het Hof inzake de impact op de federale bevoegdheid inzake het verzekeringsrecht: de controle op de verzekeringsondernemingen leent zich volgens het Hof niet tot een gedifferentieerde regeling, zodat het derde middel gegrond wordt bevonden, wat leidt tot de vernietiging van een aantal welomschreven bepalingen.
 
Waar de regeling de federale bevoegdheid inzake arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht raakt, ziet het Hof met toepassing van artikel 10 van de Bijzondere wet tot Hervorming der Instellingen geen probleem, net zomin als inzake de opgeworpen schending van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel. Het objectieve criterium ter zake is de herkomst van de geldmiddelen, en dit wordt door het Hof – op gemotiveerde wijze – ook als een pertinent criterium bestempeld.

 

Tekst arrest
ARREST
 
In zake: de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 << tot wijziging van het Wetboek van Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen >>, ingesteld door de nv << Integrale >> en door de nv << Socofe >>.
 
Het Grondwettelijk Hof,
 
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P..-Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,
 
wijst na beraad het volgende arrest:
 
I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging
 
a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 augustus 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 augustus, heeft de nv << Integrale >>, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Bourtembourg en Mr. F. Belleflamme, advocaten bij de balie te Brussel, en door Mr. J.-P. Lacomble en Mr. S. Pâques, advocaten bij de balie te Luik, een beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 << tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen >> en, in het bijzonder, van de artikelen 7 en 9, 31, 35, 38 tot 41, 44, 45, 47 tot 49, 51, 62, 67 tot 80 en 82 van dat decreet (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2018).
 
Bij hetzelfde verzoekschrift vorderde de verzoekende partij eveneens de schorsing van dezelfde decreetsbepalingen. Bij het arrest nr. 170/2018 van 29 november 2018, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 januari 2019, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen.
 
b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 13 november 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 november 2018, heeft de nv << Socofe >>, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. X. Remy, Mr. P. De Bock en Mr. N. Tulkens, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 34, 44 en 45 van hetzelfde decreet.
 
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6999 en 7055 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
 
Memories en memories van wederantwoord zijn ingediend door:
 
- de Waalse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Renders en Mr. E. Gonthier, advocaten bij de balie te Brussel (in beide zaken).
 
- de Vlaamse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Staelens, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen (in beide zaken).
 
De verzoekende partijen hebben memories van antwoord ingediend.
 
Bij beschikking van 25 september 2019 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey te hebben gehoord, beslist dat de zaken in staat van wijzen zijn, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulks een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 9 oktober 2019 en de zaken in beraad zullen worden genomen.
 
Ingevolge het verzoek van de verzoekende partij in de zaak nr. 6999 om te worden gehoord, heeft het Hof bij beschikking van 9 oktober 2019 de dag van de terechtzitting bepaald op 6 november 2019.
 
Bij beschikking van 5 november 2019, heeft het Hof, op vraag van de raadsman van de Waalse Regering, de zaken verdaagd naar de terechtzitting van 20 november 2019.
 
Op de openbare terechtzitting van 20 november 2019:
 
- zijn verschenen:
 
- Mr. J. Boutembourg, Mr. F. Belleflamme en Mr. S. Pâques, voor de verzoekende partij in de zaak nr. 6999;
 
- Mr. X. Remy en Mr. N. Tulkens, voor de verzoekende partij in de zaak nr. 7055;
 
- Mr. M. Uyttendaele en Mr. A. Feyt, advocaten bij de balie te Brusel, voor de Waalse Regering;
 
- Mr. S. Mens, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen, loco Mr. B. Staelens, voor de Vlaamse Regering;
 
- hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey verslag uitgebracht;
 
- zijn de voornoemde advocaten gehoord;
 
- zijn de zaken in voortzetting gesteld op de zitting van 18 december 2019:
 
- zijn verschenen:
 
* Mr. J. Bourtembourg en Mr. F. Belleflamme, en Mr. S. Pâques, tevens loco Mr. J-P. Lacomble, voor de verzoekende partij in de zaak nr. 6999.
 
* Mr. N. Tulkens, tevens loco Mr. X. Remy, voor de verzoekende partij in de zaak nr. 7055;
 
* Mr. M. Uyttendaele en Mr. A. Feyt, voor de Waalse regering;
 
* Mr. Mr. R. Van Ooteghem, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen, loco Mr. B. Staelens, voor de Vlaamse Regering;
 
 - zijn de voornaamste advocaten gehoord;
 
- hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey verslag uitgebracht;
 
- zijn de zaken in beraad genomen.
 
De bepalingen van de bizondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
 
II. In rechte