Raad van State - Arrest nr. 246.613 van 14 januari 2020 – Vordering tot schorsing – Tuchtprocedure

Rechtbank/Hof
Raad van State
Arrestnummer
246.613
Indiener
-
Datum uitspraak arrest
dinsdag 14 januari 2020
Samenvatting
 
De Raad van State beveelt de schorsing van de tenuitvoerlegging van:
 
1. de beslissing van 22 november 2018 van de bestuurder-directeur van het AZ Jan Palfijn te Gent, autonome verzorgingsinstelling, waarbij XXX de tuchtsanctie van het ontslag van ambtswege wordt opgelegd;
2. de beslissing van 12 juni 2019 van de beroepscommissie voor tuchtzaken van het statutaire gemeente-, provincie- en OCMW-personeel waarbij de tuchtbeslissing van 22 november 2018 wordt bevestigd.
 
De tuchtoverheid heeft bij de uitoefening van haar tuchtbevoegdheid een discretionaire beoordelingsbevoegdheid, zowel op het vlak van het bewezen bevinden van de ten laste gelegde feiten als op het vlak van de tuchtrechtelijke kwalificatie en de toerekening van die feiten aan het betrokken personeelslid.
 
Het komt aan de Raad van State niet toe, binnen het raam van zijn wettigheidstoezicht, om zelf een beoordeling te maken van het bewezen zijn van de ten laste gelegde feiten, de kwalificatie of de toerekenbaarheid ervan. De Raad van State is enkel bevoegd om, desgevraagd, na te gaan of de tuchtoverheid is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan binnen de perken van de redelijkheid tot haar besluit is kunnen komen.
 
De materiële motiveringsplicht houdt in dat iedere administratieve rechtshandeling moet steunen op motieven waarvan het feitelijk bestaan naar behoren bewezen is en die in rechte ter verantwoording van die handeling in aanmerking kunnen worden genomen.
De zorgvuldigheidsplicht houdt onder meer in dat het bestuur zijn beslissing op een zorgvuldige wijze moet voorbereiden. Dit impliceert dat de beslissing dient te steunen op feiten waarvan het werkelijke bestaan met de vereiste zorgvuldigheid werd vastgesteld. De overheid is ertoe gehouden onder meer de feitelijke aspecten van het dossier genoegzaam te onderzoeken, zodat zij met kennis van zaken kan beslissen.
 
De naleving van deze zorgvuldigheidsplicht vereist in casu op het eerste gezicht dat de tuchtoverheid gepaste aandacht geeft aan de door verzoekster aangevoerde argumenten met betrekking tot de haar ten laste gelegde feiten, eventueel verwoord als “nuances”.
 
Door zich erover uit te spreken of de tuchtoverheid de door verzoekster aangebrachte “nuances” genoegzaam heeft onderzocht, stelt de Raad van State zich niet in de plaats van die overheid, maar gaat hij na of de tucht-overheid de vereiste zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd bij de voorbereiding van haar beslissing.
 
De Raad van State aanvaardt de kritiek van de verzoekende partij dat de tuchtoverheid het op geen enkel ogenblik nodig heeft gevonden om de tegenstrijdigheden en de onduidelijkheden in verklaringen en andere onduidelijkheden nader te onderzoeken, noch om gebreken en lacunes in het tuchtonderzoek uit te klaren.
 
Tekst arrest

-